De Wijsheid van de Aarde

Wiccan Rede * Autumn 1986 by Caitlín & John Matthews

We hebben gesproken over de eerste vormen van magie, het hartstochtelijke bewustzijn van het levende wezen waarop we lopen, en van de wijze waarop haar aanbidders dit en de energieën die erdoor liepen ontdekten. Het symbool van de Draak was de verbeelding van deze energieën, totdat het in een kwade reuk kwam te staan. Maar hoe we de aardenergieën ook zien, we zullen moeten leren de verantwoordelijkheid uit te oefenen voor wat voor ons bewaard is gedurende duizenden jaren. De wijsheid van de aarde is er, als we maar willen zoeken, maar we moeten voorzichtig zijn met hoe we zoeken.

Tegenwoordig zijn we de aarde ontgroeid, we lopen uit de pas met haar ritmes. Vroeger erkenden we haar invloed op ons leven, we zorgden voor haar rijkdommen en oogsten deze; nu verkrachten en vernietigen wij haar; we grijpen hebzuchtig naar alles wat ze te bieden heeft aan voedsel en minerale bronnen en laten haar dor en vernield achter, haar eens zo mooie gezicht gegroefd door onze wegen en vol met onze huizen en fabrieken als grote pokken. De aarde wordt nu door velen gezien als een dood voorwerp waarvan we naar believen de voorraden kunnen plukken. Zo is het verhaal geweest sinds het begin van de beschaving. We hebben genomen wat we wilden hebben en we hebben steeds minder teruggegeven; we hebben het contact verloren met een eeuwenoude code, een verwantschap met de omgeving dier er één was van samen delen en waar nooit méér buit werd binnengehaald dan nodig was; waar we, in het volle begrip van de betekenis van de daad , ons meest waardevolle artikel – ons lichaam – aan de aarde teruggaven om haar te voeden en te onderhouden. Zelfs de recente ecologische stroming heeft dit erkend. Toen de wetenschappers Lovelock en Epton hun theorie van de wereld als een levend wezen ontwikkelden (6), noemden ze haar Gaia, naar het idee van de romanschrijver William Golding. Zodoende riepen ze haar klassieke en voor-klassieke aanbidders in herinnering en beantwoordden aan een instinct dat duizenden jaren ouder is dan de ecologische wetenschap. Zoals Theodore Roszak, in een commentaar hierop, schreef: “er kleeft aan dit beeld iets van een oudere en eens universele natuurlijke filosofie die tamelijk spontaan de aarde ervoer als een goddelijk wezen, bezield door haar eigen stemmingen en bedoelingen – de oorspronkelijke Moeder Aarde”. (6) Het is deze ‘universele filosofie’ die achter de stenen cirkels en achter de drakenpaden ligt, achter de slangekracht en de inwijdingsdromen van de heuvelbouwers. In de aarde rusten alle geheimen; de weg naar de Andere Wereld en de Voorouders. Maar meer nog dan dit was de aarde de verblijfplaats van de verpersoonlijkte energieën, de eerste Scheppers van de Wereld, die lang werkten aan de perfectie ervan, en die met de tijd er één mee werden. De klassieke mythen over de Titanen vormen de duidelijkste voorstelling hiervan en studie van deze mythen kan ons een diepgaand begrip bijbrengen overd de manier waarop we de aarde behandelen, en wat er kan gebeurenals er er niet in slagen de oorspronkelijke balans te herstellen tussen onszelf en onze omgeving. De sleutel ligt in het gebruik van het woord ‘Titaan’, dat eigenlijk ‘Heer’ betekent, maar nu meer wordt toegepast voor de angstaanjagende energieën van de aarde: de kracht van de vulkaan, de wervelende wind, de honger van de oceaan. De Titanen waren de kinderen van Gaia en Uranus, Aarde-Moeder en Hemel-Vader, die samen met hun moeder streden tegen de wreedheid van Uranus, die hun oudere broers had verbannen naar de onderwereld Tartarus. Met Kronos als leider belegerden zij hun vader en Kronos castreerde Uranus met een stenen sikkel. Het bloed uit zijn wonden verwekte de Erinyen, de Furiën, die het bloedvergieten binnen families wreken. Bij Uranus’ dood nam Kronos zijn vaders macht over (4,5). Dit zijn de eersten, de oorspronkelijken, wier gestalte reusachtig is. De volgende generatie goden deed daar echter niet voor onder. Kronos huwde zijn zuster Rhea, nog een Aarde-Moeder. Maar Uranus en Gaia hadden voorspeld dat Kronos onttroond zou worden door een van zijn kinderen en daarom verslond hij elk kind dat Rhea hem baarde. Maar Rhea baarde hem in het geheim een ander kind, Zeus, en verstopte hem. In plaats van haar kind legde ze in de wieg een steen, die Kronos trouw verzwolg. Toen hij opgegroeid was keerde Zeus naar zijn vader terug als bekerdrager en hij gaf Kronos een vergiftigde drank die als braakmiddel werkte. Rhea’s kinderen werden haar heelhuids teruggegeven. Kronos werd op zijn beurt verbannen, sommige zeggen naar de Britse Eilanden, waar hij nog altijd slaapt. Zeus en zijn broers en zusters vormden het Olypisch Pantheon en de Titanen  werden geketend onder de aarde.

Terwijl deze legenden ons veel vertellen over de strijd om de macht die plaats vond tussen de opeenvolgende Griekse volkeren, weerklinken de archetypen in onze eigen tijd. In zekere zin is er niets veranderd: we zijn nog altijd de kinderen van Gaia en deze energieën zijn nog steeds beschikbaar: we kunnen ze bevrijden, loslaten of benutten, al naar gelang onze behoefte. En het is maar al te duidelijk dat we ze nog niet beheersen, en de titanische energieën die in de mythe geweld voortbrachten, dreigen dat nu weer te doen. De krachten van de natuur zijn altijd terecht gevreesd en de relatie van de mens tot de natuurkrachten is altijd in verandering geweest. Enerzijds is het altijd een strijd geweest om onszelf ertegen te beschermen. Vrees voor reuzen en monsters, vereeuwigd in deze vroege griekse modellen, herhaalt zich keer op keer in de mythologieën van andere landen. Dit resulteerde in de verandering van de Draak in de Slang van de Joods-Christelijke zondeval, het Beest van de Apocalyps, overwonnen door de vrouw gekleed in de Zon in Openbaringen, hoofdstuk 12 (1). er zijn echter vele argumenten voor de titanische natuur van de Draak. In de babylonische mythe van Tiamat en Marduk is Tiamat een gigantische zeedraak en haar kinderen zijn ook Titanen. Ze wordt overwonnen en haar lichaam gespleten om de materie van de kosmos te vormen: haar lichaamssappen worden rivieren, haar adem de lucht, haar gebeente de rotsen. Weer is het verhaal er één van titanische krachten, gevangen dor de schepping van het leven, en het

verhaal van Tiamat verklaart ten dele de vrees voor het Symbolisch Vrouwelijke in haar oorspronkelijke, titanische verbondenheid met de elementen (3).

Heden zien we de titanische krachten in hun nieuwste verschijning in de vorm van de nucleaire dreiging. Gaia’s kinderen staan weer op, en één domineert het toneel: Uranus. De eerstgeborenen verpersoonlijkten de energieën van de aarde als goden en sloten de Titanen op in de aarde, terwijl de Olympiërs verondersteld werden aan de hemel te staan als sterrenbeelden. De Titanen leenden hun naam aan mineralen en elementen, waarvan er momenteel één op de voorgrond treed: Uranium, de belangrijkste component waarmee ‘s werelds meest vernietigende wapens worden gemaakt. Uranium is natuurlijk niet altijd gebruikt voor nucleaire technologie; noch is het kwaad in zichzelf. Rustig gelegen in de aarde is het een positieve energiebron, net als de Titanen zelf. Zij zijn de kinderen van Gaia, de verpersoonlijking van haar energie, zonder welke alles onvruchtbaar zou zijn. Maar dit wordt anders wanneer ze naar buiten worden gebracht, of wanneer uranium wordt blootgesteld aan het licht van de olympische hemel. Wederom lijken we een echo te horen van de oude mythe die de goden van de hemel opzet tegen die van de aarde.

We hebben niet veel respect gehad voor het mineralenrijk, in deze eeuw. Als we de mineralen die we uit de aarde delven als levende wezens behandelden, zouden we tenminste verantwoordelijkheid tonen tegenover de krachten die we proberen te beheersen. Als volgers van de Westerse Weg hebben we een unieke gelegenheid om te werken met de titanische energieën, om hun kracht te kanaliseren door de aarde, door de activering van oude plaatsen. We zijn mensen van de aarde, de bewakers van haar energieën, de bewaarders van haar wijsheid. Wanneer de nucleaire vraag een hoofdprobleem wordt voor mensen van allerlei slag, gaan we beginnen te begrijpen dat elke energie – titanisch of menselijk – zijn eigen stroming heeft die misbruikt kan worden of op de juiste manier toegepast –  en dat wij de macht daarover in handen hebben. Verhalen over de titanische krachten zijn niet statisch gebleven. Ze zijn gegroeid en veranderd door de tijd heen. Uiteindelijk stammen alle reuzenverhalen van herinneringen aan een geprojecteerde Gouden Eeuw waarin titanische energie werd gezien als heilzaam in plaats van als vernietigend. Maar, zoals dat altijd gaat met volmaakte toestanden, vervaagden de contouren in de loop van de tijd. Herinneringen aan de Titanen werden vervangen door die aan twistzieke en al-te-menselijke goden en godinnen. Uiteindelijk werden ook zij verkleind tot het elfenvolk, zij-die-onder-de-heuvel-wonen. Het Paradijs, de Verblijfplaats van de Schitterenden, werd de Andere Wereld, en de mensen uit de Gouden Eeuw werden de inwoners hiervan.

Hoe dan ook, de titanische archetypen hebben hun sporen nagelaten in het landschap zelf. De reusachtige gedaanten die in de vlakte van Nazca zijn gekerfd, of de grote krijtfiguren in Zuid-Engeland, zijn getuigen van de wijze waarop de eerstgeborenen de scheppers  van ons ras zagen: de Goden-vóór-de-goden (2). Echo’s van Atlantis, van een tijd waarin kwaad, ziekte en dood feitelijk waren uitgebannen, resten nog in de diepste lagen van ons bewustzijn. Van Plato tot Tolkien blijft het archetype van de Gouden Eeuw fascineren, en erachter ligt de bewustwording van de oude aardmagie in zijn vroegste vorm. Maar de natuurlijke krachten die de aarde bezielden verwerden tot iets dat eerder uitgebuit moest worden dan iets om mee te werken, en als reslultaat daarvan zonken de oude, voorouderlijke ervaringsniveaus dieper weg in de herinnering, en werden moeilijker bereikbaar, behalve via lange en vaak gevaarlijke wegen. Maar van binnen bleven de onderaardse krachten onveranderd, geleidelijk oprijzend uit onmetelijke dieptes, totdat ze in onze tijd weer aande oppervlakte beginnen te komen. Je zou aldus kunnen zeggen dat de Oude Goden weer rondlopen, maar gezegd moet worden dat ze niet altijd een aangename vorm aannemen. Het voorbeeld van Uranus is hier van toepassing: het huidige gebruik van uranium is er de oorzaak van dat het monsterlijke proporties aanneemt. Als het juist wordt begrepen en herkend, is het nog altijd niet te laat om het misbruik dat van de titanische energieën wordt gemaakt goed te maken; vele worden weer opnieuw afgetapt en op een creatieve manier gebruikt. Maar we moeten ze door en door leren kennen, om ze te kunnen opdiepen uit de bewustzijnslagen waaronder ze lang verborgen zijn geweest.

Evenmin hoeft dit een terug-naar-de-natuur-mentaliteit in te houden: we zijn overal de ontwetende bezitters van een verloren land van cirkel en steen, jaagpad en heuvel. Als we weer zijn afgestemd op de titanische energieën die hen – hoewel in gewijzigde vorm – bezielden, moeten we ze bezoeken, vroeg opstaan en ze vinden bij het ochtendgloren of nog vroeger, als de stilte volmaakt is en de titanische wezens dichtbij. Het doet er niet toe wanneer of zelfs hoe we de aarde benaderen, als we het maar doen in een liefdevolle en zorgzame geest en met voldoende respect. Ontzagwekkende krachten liggen pal onder onze voeten en deze zijn niet bedoeld om lege nieuwsgierigheid te bevredigen. Bedenk dat je heilige grond betreedt en dat je je eerste stap tot een relatie met het mysterie beneden al heb gezet, en dat je hier de oude krachten van de Westerse Weg kunt oproepen, die sluimeren onder het aardoppervlak. Cernunnos, de Gehoornde God, of Wayland, de Smid van de Goden, of zelfs eerdere, meer oorspronkelijke vormen kunnen verschijnen om je te groeten vanaf de groene heuvelhellingen.

De taak die wij op ons nemen is er een van spirituele ecologie, het zoeken naar ons persoonlijke contact met de geest van de aarde, of deze nu vinden in het beeld van de Draak, door de doolhof te bewandelen, of door het volgen van de omtrek van een stenen cirkel. Er zijn vele honderden heilige plaatsen in onze landen; vele zijn vernield of totaal verwoest, andere nog altijd actief. Ze wachten op je bezoek, want in de juiste gemoedstoestand kun je hun sluimerende energie wekken. Het herstellen van een enkel deel vanhet netwerk van energie veroorzaakt echo’s over het hele land. En dan kun je inderdaad gewaarworden dat je “staat op een plaats die heilige grond is………en de bedwelmende dampen inademen zoals de profetessen uit de Oudheid dat deden” (7). Maar of deze dingen gebeuren of niet, één ding is zeker: je zult nooit meer helemaal dezelfde zijn. En het land ook niet.

Notities:

  1. The Holy Bible (R.S.V.) London, Nelson, 1966.
  2. Castledown, R., The Wilmington Giant. Wellingborough, Turnstone Press, 1983.
  3. Durdin-Robertson, L., Goddesses en Chaldea, Syria and Egypt. Enniscorthy, Eire, Cesara Publications, 1973.
  4. Graves, R., Greek Myths. London, Cassel, 1958.
  5. Kerenyi, C., Gods of the Greeks. London, Thames & Hudson, 1951.
  6. Roszak, T., Person/Planet. London, Granada, 1981.
  7. Russel, G.W., (‘A.E.’), A Candle of Vision. New York, Theosophical Publishing House, 1974.

Vertaald door Jana, september 1986.

Leave a Reply