Van klimop tot wijnrank

Wiccan Rede * Autumn 1988 by Jana

Muin en Gort zijn de tiende en de elfde maand uit de bomenkalender. Vine en Ivy in het engels, bijna even vertrouwde klanken als ons wijnstok en klimop. Beide zijn klimplanten met bessen, maar dat is niet de reden om ze hier samen te behandelen. Beide zijn gewijd aan zowel Dionysus als Osiris en Attis, en dat is wel een goede aanleiding om een gecombineerd artikel te schrijven.

Op het eerste gezicht zijn de associaties duidelijk en simpel: Dionysus is de god van de wijn en dus van de wijnstok. Hetzelfde geldt voor de god Bacchus die vaak wordt gelijkgesteld aan Dionysus. De god van de wijn werd vereerd in orgiastische rituelen, waar de wijn rijkelijk vloeide. Dronkenschap, naaktheid en offerfeesten hoorden bij deze orgieën die werden voorgegaan door de maenaden of bacchanten. Aan de huidige betekenis van dat laatste woord kan afgeleid worden hoe het er op een bacchanaal toeging: ‘(de) vrouw die zich tomeloos aan dronkenschap en wellust overgeeft’. Bacchanaal krijgt trouwens in het woordenboek de betekenis: ‘oorspr.: feest ter ere van de wijngod Bacchus, vandaar: drinkgelag, losbandige zwelgpartij’. Net zo losbandig ongeveer als het tegenwoordige carnaval, dat ook gevierd wordt in de periode dat het groen weer opschiet in de bermen en op de velden.

Nog even het woordenboek: ‘Dionysus, oorspr. een Thracische godheid, later voorgesteld als zoon van Zeus en Semele, opgevoed door de nimfen van het fabelland Nysa. God van de wijn en van het uitbottende natuurleven, die met saters en bacchanten de wereld rondtrekt, allerwegen door wijnbouw en beschaving zegen verspreidende, maar met de dood of met krankzinnigheid straffende al wie zijn persoon of eredienst bespot’.

Let vooral op het uitbottende natuurleven: Dionysus was meer dan een rustieke god van de wijnbouw. Hij was een vegetatiegod. Als god van de bomen werd hij vereerd met een in een holle boom geplaatste afbeelding. Hem werd niet alleen de uitvinding van de wijnbouw toegeschreven, maar hij zou ook alle fruitbomen hebben ontdekt.

Isis, de zuster/vrouw van de Egyptische god Osiris, ontdekte tarwe en gerst in het wild. Osiris introduceerde het verbouwen van deze granen onder zijn volk en trok de wereld in om de akkerbouw en wijnbouw te verbreiden. Ook van Osiris wordt gezegd dat hij de eerste was die fruit plukte van de bomen en die de wijnstok opbond en wijn perste uit de druiven.

In de papyrusrol van Nebseni, geschreven rond 1550 v.Chr., is Osiris afgebeeld terwijl hij in een heiligdom zit, waar vanaf het dak trossen druiven hangen. In de papyrusrol van de klerk Nekht zien we de god op een troon voor een poel, waar een weelde van wijnranken, vol druiventrossen, van de oevers naar het groene gezicht van de godheid groeit.

Osiris werd later, evenals Dionysus en de Phrygische Attis, ook god van het koren. Een standbeeld van Attis in het Lateraans Museum in Rome stelt Attis voor met een bos korenaren in zijn ene hand en een mand met pijnappels, granaatappelen en andere vruchten op zijn hoofd, terwijl van zijn hoofddeksel korenaren ontspruiten. ‘Erg Vruchtbare’ en ‘Geoogste Gele Korenaar’ waren titels van Attis. Hij werd geacht macht te hebben over de vruchten van de aarde en identiek te zijn aan het graan.

Goden van het koren stierven doorgaans een gewelddadige dood. Jaarlijks. Zij leden, stierven en herrezen uit de dood, zoals het rijpe graan wordt verwond door de oogster, begraven in de graanschuur en weer tot leven komt als het weer gezaaid is. Het lichaam van de god is het voedsel van het volk.

Ook stieren hebben hun plaats in dit verhaal, evenals het rituele offeren van de koning om de paar jaar, maar het voert te ver om daar op deze plaats op in te gaan (zie verder The Golden Bough). Op één detail na: Dionysus zou oorspronkelijk een zoon zijn van Zeus en Demeter, en na zijn dood opnieuw geboren zijn als zoon van Semele. Demeter is een vegetatiegodin, net als Cybele, de partner van Attis. Ook Isis is onder meer  godin van de vruchtbaarheid.

De rituelen van Osiris, Attis, Dionysus, Cybele en Demeter lijken erg op elkaar. Toch zijn het allen verschillende goden, met hun eigen oorsprong. De gelijkenis is te verklaren uit de natuurlijke omstandigheden van hun volkeren. De vegetatiegoden waren heel belangrijk. Ze beheersten de creatieve krachten, hen werd de macht toegeschreven het zaad in de aarde te laten ontkiemen (en meer in het algemeen de vruchtbaarheid te bevorderen) en ook de dood hoorde tot hun terrein.

Terug naar het onderwerp van dit artikel: de wijnstok en de klimop. Klimop is, zoals alle groenblijvende planten, symbool voor het eeuwige leven, voor onsterfelijkheid. De wijnstok daarentegen is gewijd aan stervende goden, in sommige tradities althans. In andere is het juist een Boom des Levens of en Boom der Kennis. De wijnstok staat ook voor vruchtbaarheid/bevruchting en voor leven. De echte wijnstok (die van de druiven) symboliseert vruchtbaarheid en passie; de wilde wingerd zou juist wijzen op valsheid en onbetrouwbaarheid.

De wijnstok is gewijd aan Osiris, aan Dionysus/Bacchus en Apollo, aan Tammuz en Baal en Cybele. De klimop is gewijd aan Bacchus, Attis, Osiris, Dionysus, Cerridwen en de Germaanse en Letse bliksemgoden. De klimop symboliseert braspartijen en genegenheid, vriendschap en trouw en onderlinge afhankelijkheid. Vandaar dat klimopranken zich ook slingeren rond het altaar van de huwerlijksgod Hymen en dat de muze van de minnezangen, Calliope, een kroon droeg van klimop. Zij bevond zich in goed gezelschap: onder meer Pan en Hercules droegen ook een klimopkroon. De oosterse klimopplant is overigens niet gelijk aan de onze (Hedera Helix), maar is groter, met langere bladeren en goudgele bessen. Misschien is die oosterse versie niet net zoals de westerse magisch ‘gehuwd’ met hulst. Deze planten worden tezamen geschonken aan pasgehuwden. Bacchanten en faunen tooiden zich met de wijngaardrank. De wijnstok was ook een plant van Cybele, die als Bona Dea bekroond werd met wijnrankbladeren.

In het Christendom symboliseren wijn en graan samen de eucharistie: brood en wijn (het lichaam) van de stervende zoon Gods. Graan, wijn en de pijnboom brengen ons weer terug bij de oude religies. De pijnboom, waarschijnlijk omdat deze eeuwig groen blijft, was de boom waarin een afbeelding van Osiris een jaar lang werd geplaatst (en daarna verbrand) en het was ook deze boom die in huis werd gehaald en werd versierd. Een beeltenis van Attis als boomgeest werd eraan vastgemaakt en ook deze werd na het seizoen verbrand. Pijnboomzaden bevatten nootachtige, eetbare zaadjes, die al sinds de oudheid worden gegeten. Ook werd er wijn gebrouwen uit deze zaden (en vandaar misschien de orgiastische aard van de Cybele-riten) en de pijnappels werden beschouwd als symbolen of instrumenten van vruchtbaarheid. De eunuchpriesters van Attis hadden tatoeages in de vorm van klimopbladeren. Het klimopblad is phallisch en verbeeldt de mannelijke drieëenheid.

De Bacchanten aten klimopbladeren en zo zou (door de giftige eigenschappen van de plant) hun furieuze extase zijn opgewekt. (Maar ook wordt wel gezegd dat de klimop en de wijnstok antipathie voor elkaar voelen, omdat de wijn dronken maakt en de klimop behoedt voor dronkenschap. Daarom werden beide heesters aan Bacchus gewijd. Dezelfde bron beweert echter ook dat de priesters van Zeus klimop moesten aanraken die hen deed profeteren).

Dionysus/Bacchus wordt afgebeeld met en kroon van klimop- respectievelijk wijngaardranken en heeft een staf, de thyrsus, omwonden met klimopranken en met een pijnappel als top. U weet nu waarom.

Een verhaaltje tot slot. Dionysus ging eens op reis naar het eiland Naxos. Onderweg vond hij een plantje dat hij uitgroef en ter bescherming in een vogelbotje droeg. Het plantje groeide en had meer bescherming nodig. Dionysus gebruikte daarvoor een leeuwebeen dat hij vond, maar het vogelbotje ging niet meer los. Toen de plant nog groter werd, diende een ezelbeen ter bescherming, maar nu bleek dat ook het leeuwebeen niet meer los kon worden gemaakt. Bij aankomst op Naxos werd de hele plant, met de botten waar doorheen de wortels groeiden en al, geplant. Toen er vruchten kwamen, werden die geoogst, en van de druiven werd sap gemaakt en toen wijn.

Toen de wijn gedronken werd, begonnen de mensen eerst te zingen als vogels, daarna kregen ze spieren als leeuwen en tenslotte leken ze wel zo dom als ezels. En dat is nog steeds zo, als mensen veel wijn drinken!


Bronnen

  • J.C. Cooper: Illustrated Encyclopedia of Traditional Symbols
  • Ir. Teirlinck: Plantenkultus
  • J. Frazer: The Golden Bough (abridged edition)

Leave a Reply