Editorial: Van de Kok en de Lepel

Wiccan Rede * Autumn 1989 by Merlin Sythove

Eerst even wat anders. Je zou het haast niet geloven, maar er schijnt toch een soort van herfst aan te zitten komen. En met het vallen van de blaadjes en de hoog opgezette kraag tegen wind en regen wordt het tijd om weer eens bij het haardvuur te kruipen en de geest te richten op de innerlijke kant van ons leven. Tijd om weer aandacht te hebben voor de spirituele kant van ons bestaan.

De wicca kent (jazeker!) ook een geestelijk aspekt, alhoewel dat temidden van alle rituelen, de Boeken der Schaduwen, de wapens en gewaden, nog wel eens vergeten dreigt te worden.

Zo wordt er op dit moment in The Hidden Path – het tijdschrift voor Gardnerians – een uitgebreide diskussie gevoerd over wie nu wel het meest authentiek ‘Gard-nerian’ is, en aan de hand van welke rituelen, gebruiken en teksten dat dan beoordeeld zou moeten worden.

Voor de Amerikanen is dat niet zo belachelijk als het lijkt. Men heeft daar regelmatig grotere samenkomsten en daarbij vindt men het belangrijk dat men erop kan vertrouwen dat de ingewijden die daaraan deelnemen ook echt tot de Gardneriaanse stroming behoren.

Eén aspekt dat echter vrijwel continu afwezig is in deze diskussie, is de vaststelling dat de Gardneriaanse wicca een geestelijke stroming is, en dat iemand die dezelfde rituelen gebruikt niet noodzakelijk ook tot dezelfde geestelijke stroming behoort. Overigens maakt zo’n konstatering de zaak niet eenvoudiger, want hoe beoordeel je nu of iemand tot dezelfde ‘stroming’ behoort als jij? Daarom eens een wat langere editorial over de wicca als geestelijke stroming; het nut van ingewijd zijn en de kunst om zonder inwijding toch aan de slag te kunnen gaan.

Het begrip ‘familie’ is wellicht de beste manier om duidelijk te maken wat het precies betekent om ingewijd te zijn in een bepaalde traditie. Iedere familie, en binnen een gezin is dat nog weer sterker, heeft een heel eigen ‘atmosfeer’. Een ‘gestalt’ van gebruiken, gewoontes, ongeschreven regels, humor, omgangsvormen, idealen en sancties. Als klein kind ben je je daar vaak sterk van bewust, en als je bij een vriendje of vriendinnetje logeert kost het altijd even tijd om je ‘aan te passen’ aan de gezinssituatie. En ook als volwassene heb je al snel in de gaten of de atmosfeer in een bepaald gezin je aanstaat: of het ‘klikt’.

Deze konklusie is voor een groot deel onafhankelijk van de vraag of specifieke zaken wel precies zo worden gedaan als je gewend bent. En omgekeerd kun je je in een gezin waar dingen juist wel sterk lijken op wat je gewend bent, je toch weer niet thuis voelen.

In de wicca vinden we deze vergelijking terug wanneer we het hebben over stromingen als Gardnerian, Alexandrian, Traditional, Hereditary of Eclectisch, en meer specifiek wanneer we het hebben over individuele covens. Als je wordt ingewijd in een bepaalde groep, dan word je in de eerste plaats opgenomen in een groep mensen, die door hun nauwe samenwerking een bepaalde ‘familie-band’ hebben opgebouwd. Zo’n band is vaak net zo hecht als die binnen een ‘echt’ gezin, en het zal dan ook even tijd kosten voor je als nieuweling je draai gevonden hebt.

De leiders van een coven zijn in het verleden in een soortgelijk ‘gezin’ ‘grootgebracht’ en hebben zo dus een groot deel van de atmosfeer van hun moeder-coven meegenomen. Op deze wijze bestaat er dus een heel specifieke gestalt die alle covens van één stroming samenbindt, alhoewel de atmosfeer natuurlijk wel wat verandert met het karakter van de mensen.

In het verlengde van de atmosfeer van het ‘individuele gezin’, de coven dus, ligt de gestalt van de stroming als geheel. De geestelijke kern of de deva – ‘t is maar hoe je het noemen wilt.

In de loop der tijd kan een nieuw ingewijde heks met die geestelijke kern in kontakt komen. Daarvoor is geduld en openheid nodig. Je moet als het ware ‘erin groeien’. Pas dan leer je onderscheiden wat specifiek bij een bepaalde groep hoort, en wat meer algemeen bij de stroming hoort.

Wat moet je nu als je niet ingewijd kunt, of wilt, worden? Als er geen gelegenheid bestaat om, via een bestaande coven, met de geestelijke stroming in kontakt te komen?

Er zijn genoeg boeken waarin alles te lezen valt over inwijdingen, rituelen, jaarfeesten, de betekenis en het gebruik van de diverse regalia, enzovoort. Dus over de beschikbaarheid van de ‘uiterlijke vorm’ hoeft niet verder gediskussiëerd te worden. Is dat echter voldoende om te zijner tijd ook in kontakt te komen met de geestelijke stroming zelf?

Het antwoord is ‘meestal niet’. Het is niet makkelijk, het kost veel tijd, en als je eigen karakter niet van nature nauw aansluit bij de gestalt van de stroming wordt het heel moeilijk, omdat je de aanwezigheid van een ‘gezin’ mist waarin de essentie van de wicca vorm wordt gegeven.

Geeft dat? Nee, waarom zou het? Als je je gelukkig voelt met de bestaande rituelen, en je eigen gebruiken, je eigen karakter, je eigen ‘gestalt’, waarom zou je dan moeite doen om ergens anders bij te horen? Zolang je je realiseert dat jouw weg een andere is dan alle andere, is er geen probleem. Je kunt jezelf dan rekenen tot de ‘eclectici’, de stroming die alles continu vernieuwt en aanpast en lak heeft aan alle traditie, alle overgeleverde symboliek en alle onbegrepen inhouden. Starhawk is een goed voorbeeld van iemand die eclectisch bezig is. Gardner zelf was tot op zekere hoogte ook een eclecticus, want ofschoon de kern van de wicca authentiek is heeft Gardner geprobeerd zijn erfenis te completeren om zo een totaliteit te scheppen. Veel aspekten van Gerald Gardner’s karakter zijn dan ook nog terug te vinden in de gestalt van de Gardnerian Wicca, net zoals veel aspekten van Alex Sanders’ karakter de Alexandrian Wicca kleuren. Voor een buitenstaander lijken beide stromingen identiek; voor een insider is het duidelijk dat er een wereld van verschil bestaat.

Gardner had het voordeel, ondanks zijn wat eclectische instelling, dat hij was ingewijd en kontakt had met verschillende covens. Dankzij die inwijding waren zijn vernieuwende invloeden zodanig van karakter dat ze nauw aansloten bij de gestalt van de wicca. Voor een niet-ingewijde eclecticus bestaat die veiligheidsriem echter niet.

Als je niet bent ingewijd, en dus geen eerstehands ervaring hebt met de ‘traditionele’ Wicca, hoe kun je dan weten of een gebruik dat je graag zou willen invoeren ook een beetje aansluit bij de bestaande tradities? Of, om het anders te zeggen: wanneer stap je over de grens heen tussen wat nog wel ‘Wicca’ mag heten, en wat niet? En wie bepaalt dat?

Om met dat laatste te beginnen: de meeste heksen hebben niet zo’n behoefte om een ander voor te schrijven wat ze wel of niet moeten doen. Aan de andere kant zijn ze vaak wel trots op hun traditie. De wicca is een ‘mondelinge’ traditie (omdat ze voor 90% steunt op de praktijkervaring die je opdoet in een coven, en niet op de geschreven rituelen e.d.) dus in laatste instantie kunnen alleen ingewijden bepalen of iets nu wel of geen Wicca zou moeten heten.

Sommige zaken liggen overduidelijk voor de hand. Als iemand zegt met Wicca bezig te zijn, maar het bestaan van of de Godin of de God ontkent, dan klopt er iets niet. Als iemand zich heks noemt maar de vrouw als tweederangs schepsel ziet kun je ook op je klompen aanvoelen dat er iets niet in de haak is. Andere voorbeelden zijn niet zo zwart-wit. Een heks die niet met de kabbalah werkt, kan dat nu? Voor Alexandrians bijna onvoorstelbaar, voor Gardnerians heel gewoon!

Als niet ingewijde kun je niet goed inschatten wat het effekt is van veranderingen in rituelen of filosofie. Het is dan ook heel makkelijk om de grens tussen ‘Wicca’ en ‘Wat Anders’ te overschrijden.

Voor ons, als uitgevers van een tijdschriftje over de wicca, ligt de vraag naar ‘wie bepaalt wat Wicca is’ echter wat anders. Wij hebben ook niet de behoefte om iemand voor te schrijven wat hij of zij wel of niet zou moeten doen, maar we vinden het wel onze taak om over die aspekten te publiceren die aansluiten bij de traditionele wicca, en ontwikkelingen te signaleren die daar verband mee houden en deze van kommentaar te voorzien.

Een van deze aspekten is de nog steeds groeiende belangstelling voor de wicca en een aantal aanverwante stromingen (de Goddess-movement, paganisme). Daardoor verschijnen er steeds meer boeken op de markt, en beginnen ook nederlandse uitgevers zo langzamerhand brood te zien in een enkele vertaling. Zo wordt er op dit moment gewerkt aan een vertaling van Vivianne Crowley’s “Wicca, the Old Religion for the New Age” dat begin 1990 in de winkels zou moeten liggen. Een boek dat zeker de moeite van aanschaffen waard is.

Voor de niet-ingewijde wordt het steeds moeilijker om uit die veelheid van goede en minder goede informatie te kiezen, zonder direkt te verzeilen in iets dat wellicht een beetje op Wicca lijkt maar er bij nadere beschouwing niet zoveel mee te maken heeft (zie de boekenrubriek voor een triest voorbeeld van het laatste).

Bestaat er een veilige manier om je dan toch met de wicca bezig te houden zonder dat je het gevaar loopt om teveel af te dwalen en iets te creëren dat geen Wicca meer is?

Jawel, en het recept is niet eens zo wereldschokkend. Het recept is intuïtie. Over intuïtie is al veel geschreven, en het soort dat ik hier bedoel kun je misschien ‘onderbouwde intuïtie’ noemen. Intuïtie die vertrekt vanuit een gedegen stuk kennis. Iemand die geen verkeersregels kent kan zich nogal wat problemen op de hals halen door intuïtief zomaar linksaf te slaan. Intuïtie is niet ‘zomaar doen wat goed aanvoelt’, maar is jezelf openstellen voor aanwijzingen of ingevingen en die vervolgens relateren aan de kennis die je hebt. Intuïtie moet nut hebben. En je kunt je onderbewustzijn heel goed instrueren om je samen met de intuïtieve ingeving ook het nut van die ingeving te laten inzien!

Begin daarom met dicht bij de gepubliceerde rituelen en filosofie te blijven. Probeer eens jaarfeesten te vieren zoals de Farrars die beschrijven. Een goed boek om mee te beginnen is ‘Eight Sabbats for Witches’, of het ‘Book of Pagan Rituals’ van Herman Slater. Gun jezelf de ruimte en de tijd om ‘in de sfeer te groeien’. Het vieren van één feest is een begin, maar bedenk dat je je de eerste paar keer vast heel opgelaten zult voelen. Na verloop van tijd verdwijnt dat gevoel en zul je meer, en dieper, kunnen ervaren wat een bepaalde rituele handeling in je losmaakt. Ga daarom in het begin nog niets veranderen in de gegeven teksten. Als je iets niet begrijpt omdat het engels te moeilijk is, vertaal het dan eens van te voren, of zoek de moeilijke woorden op zodat je weet wat je zegt.

Wees kritisch ten aanzien van het doorvoeren van eigen voorkeuren, want je overziet de konsekwenties nog niet. Als je een onbekend gerecht wilt proeven strooi je daar ook niet zomaar zout en peper op, hoe lekker zout en peper wellicht ook zijn!

Ga dus niet direkt zelf rituelen schrijven, verander geen volgorde, en laat ook geen stukken uit rituelen weg. Rituelen werken vaak als een soort katalysator: ze maken iets in je los, of ze brengen je in kontakt met de natuurkrachten. Dat is trouwens de belangrijkste reden om rituelen te doen: om in kontakt te komen met die natuurkrachten, en met de Godin en de God die achter die natuurkrachten aanwezig zijn. Maar dan moet je er niet aan gaan zitten sleutelen!

Gun jezelf ook de tijd, in de dagen voordat je een ritueel doet, om je eens te bezinnen op het jaargetijde of de sfeer in de dagen rond volle maan. Let eens speciaal op je dromen en ingevingen, en kijk eens of je een wezenlijk verschil kunt voelen tussen de volle-maans-feesten, de zonnefeesten (zoals de herfstequinox) en de natuurfeesten (zoals Hallowe’en).

Een goede manier om je op een feest voor te bereiden is om op een meditatieve manier bezig te zijn met wat versieringen en decoraties. In de herfst kun je van allerlei materiaal prachtige wandschilderingen maken. Met zaden, bloemen en bladeren kun je de God en de Godin uitbeelden (met dank aan Bea!). Voor Hallowe’en kun je een traditionele pompoen uithollen. Het dodenmasker vertegenwoordigt zo het afgestorven jaar, en het kaarsje het levenslicht dat in de komende lente weer zichtbaar worden zal.

Gebruik je intuïtie bovenal om dóór de rituelen heen, kontakt te maken met de Godin en de God, en de wicca als geestelijke stroming. Dat kontakt kan via meditatie in de cirkel tot stand komen, maar ook door je impressies creatief vorm te geven. Want of je nu wel of niet bent ingewijd: de wicca blijft een religie van de ervaring, van het doen en beleven. En het is juist de beleving die zo belangrijk is in de wicca.

De wicca is geen ‘mentale’ religie, waar de dingen netjes op een rijtje staan. De wicca is een natuur-religie, met alle aspekten die de natuur ook zo boeiend maken. Leven en dood, groei en afsterven, recht en onrechtvaardigheid, liefde en verdriet: het hoort er allemaal bij, het zijn allemaal draden in een reusachtig spinneweb dat het grondpatroon van je leven vormt.

Er wordt ons wel eens gevraagd wat nu het ‘doel’ van de wicca is. Alsof een religie een doel zou moeten hebben. Maar goed. Voor mij is het doel van de wicca om in kontakt te komen met dat spinneweb. Om te leren zien waar de draden lopen, en hoe alles met elkaar verweven is. Om te leren inzien dat er überhaupt draden zijn, en dat we dus niet zulke ‘individuen’ zijn als menigeen wel wil geloven. En als je eenmaal een kontakt tot stand hebt mogen brengen, kun je ook je eigen lot in handen nemen, en het lot van anderen om je heen. Je komt dan terecht op het gebied van de magie. Niet de ceremoniële magie, die op de dag van Jupiter en het uur van Venus met een oranje kaars, een groen gewaad, wat Damiana en een invocatie aan Velponiël een gebroken hart poogt te lijmen, maar de magie die nogal laatdunkend vaak ‘natuurmagie’ wordt genoemd: de magiër/heks die zich laat leiden door de natuurkrachten, en met een klein knoopje hier en een klein duwtje daar het web herstelt zoals het wezen moet.

Als je gedurende langere tijd de rituelen uitvoert en je daarbij leert openstellen en naar je intuïtie leert luisteren, dan zul je merken dat je langzaamaan met dit web in aanraking kunt komen. Je zult merken dat de natuurkrachten wat minder ‘bovennatuurlijk’ lijken en dat je meer inzicht zult krijgen in de wereld om je heen.

Je zult merken dat de Godin en de God eigenlijk geen entiteiten van hoge orde zijn, die ergens- boven-maar-niet-in-de-hemel aanwezig zijn, maar dat het heel reële krachten zijn die overal in het leven vertegenwoordigd worden. En dat je desondanks met ze kunt praten als je daar behoefte aan hebt.

Het belangrijkste is wellicht dat je door je zo open te stellen en de wicca te nemen voor wat het is, de gelegenheid krijgt om werkelijk te proeven wat de moderne hekserij inhoudt. Zoals de engelsen zeggen: ‘The proof of the pudding is in the eating’ oftewel proef een pudding door hem te eten (nou ja…). Zodat je na enige tijd, om maar in culinair luilekkerland te blijven, niet met het kleine jongetje hoeft te zeggen:

“Hij heeft de kok wel horen fluiten maar die weet niet waar de lepel hangt!”

Leave a Reply