Wiccan Rede * Winter 1989 by Jana
Vorig jaar hield Wiccan Rede een open dag in Arnhem, waar in het Gemeentemuseum een tentoonstelling te zien was over Stonehenge. Een boeiende tentoonstelling, met mooie maquettes, maar er miste iets. Waarom werd Stonehenge opgezet, wat voor funktie had het? Natuurlijk is het moeilijk om daarover nu uitspraken te doen. We weten het niet met zekerheid. Er is geen schriftelijk materiaal overgebleven uit de periode waarin Stonehenge en soortgelijke bouwwerken werden gebouwd. Eventuele houten konstrukties hebben ook de tand des tijds niet overleefd. Maar de bouwwerken zelf kunnen ons nog wel heel wat vertellen.
Tot in 1977 werd gedacht dat de voorouders van west-europese boeren afkomstig waren uit het Midden-Oosten, en dat zij (na een tocht langs de Middellandse Zee, via Spanje, Portugal en Frankrijk) rond 5000 à 4000 BCE (= voor de huidige jaartelling, voor Christus zo u wilt) het Kanaal zouden zijn overgestoken. Misschien hebben enkelen inderdaad deze route gevolgd, maar de koolstof-14 methode heeft aangetoond dat al in 7.500 BCE Ierland bevolkt was met gemeenschappen van jagers, verzamelaars en vroege boeren, met voldoende materiële uitrusting. Of zij oorspronkelijk Iers waren, of afkomstig uit Brittannië of Bretagne is niet duidelijk. Buiten kijf staat echter dat het Ierse volk al vroeg een uniek en precies begrip had van de bewegingen van zon en maan. Dit was zeker religieus en men lag hiermee vóór op anderen in de wereld.
De eerste megalithische (= van grote stenen) ‘burial passage’ (begraaf-gang) was in Carrowmore en is gedateerd 4200 BCE -het Boyne complex te Newgrange werd 1000 jaar daarna gebouwd.
De gemeenschappen uit het gematigde noorden en westen van Europa hebben ons nagelaten wat onuitwisbare religieuze sporen lijken te zijn: de grote aardwerken (grafheuvels en dammen, ‘henges’ en ganggraven) de verstrooid liggen over Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Holland, België en Scandinavië. De hoeveelheid moeite en werk die in deze massieve wallen werd gestoken (Durrington Wall kostte een miljoen man-uren om te bouwen, het werk van jaren voor honderden mensen die niets anders te doen hadden) heeft de oudere archeologen altijd verbijsterd. Ze waren niet altijd bereid om een religieus doel te vermoeden achter het werk. Nu is men wel bereidwillig om de religieuze dimensies van de Steentijd te accepteren en jongere archeologen kijken ernaar met een meer welwillende en vindingrijke blik. Dit heeft geresulteerd in een grote sprong voorwaarts in kennis.
Zonnetempels, Maantempels
Aan het einde van de rivier de Boyne liggen drie megalithische wallen of langgraven: Newgrange, Knowth en Dowth, en een verscheidenheid aan kleinere heuvels en staande stenen. Newgrange wordt omringd door de resten van een stenen cirkel, waarvan de diameter exact even groot is als die van de kleinere cirkels in Avebury. Deze drie heuvels bevatten een van de grootste verzamelingen (religieuze) kunst uit de late Steentijd in de westerse wereld, grotendeels symbolisch en abstract.
Newgrange staat op één lijn met de opgaande zon op de kortste dag van het jaar. Andere monumenten in de omgeving blijken op één lijn te staan met de opgaande zon op de lente-nachtevening (Cairn T te Loghcrew, ouder dan Newgrange) en met de ondergaande zon op het wintersolstitium (Dowth). Het Newgrange-complex en de langgraven van Bretagne zijn gebouwd vóór de grote pyramiden en zelfs voor de Grote Tempel van Armun te Karnak. Tijdens de zonsopkomst of zonsondergang op de bedoelde dag valt het licht van de zon op een kunstwerk in het langgraf, waardoor een bepaald patroon (soms exact vierhoek ‘uitgesneden’ op de wand zichtbaar wordt. De symboliek hangt samen met de zonnecyclus. Historicus Martin Brennan beschrijft hoe hij een en ander ontdekte in het boek ‘The Stars and the Stones’ (London, Thames & Hudson, 1983). Hij ontdekte ook dat verschillende van de megalitische monumenten de positie van de maan aangaven, door binnenvallende stralen van de volle maan. Een langgraf in Gavrinis, Bretagne, is zelfs meer op de maan dan op de zon gericht.
De langgraven waren zonder twijfel magnifieke astronomische waarnemingsstations. Maar waarom zou men al die moeite hebben gedaan om slechts de solstitiën aan te geven, wat ook gedaan had kunnen worden met behulp van staande stenen? (In Newgrange alleen al is 200.000 ton steen verwerkt en de bouw van de monumenten moet de kleine bevolking heel veel werk hebben gekost). Voor graven alleen zijn de aardwerken ook wel erg bewerkelijk: vaak is de begraafruimte niet meer dan 20% van het geheel.
Anne Bancroft haalt in haar boek aan hoe de levengevende zon werd vereerd en hoe in de Steentijd de Godin werd vereerd in haar vorm van Maangodin, Oog-godin en Witte Godin, alle aspekten van de Grote Godin. De bouw van de grote tempels (Avebury beslaat bijvoorbeeld 28 acres) kan worden gezien als een daad van vereniging met de schepper van de kosmos. En aangezien de schepper kan worden gezien in dimensies van het universum zelf, zou elke tempel navenant kolossaal moeten zijn. De tempel zelf zou vaak gebouwd zijn in de vorm van de Godin (of van haar geliefde, die tevens haarzelf was: in Gloucestershire zijn de resten gevonden van een gigantische tempel, van honderden meters lang en gevormd als een phallus). De antropoloog Lévi-Strauss vertelt dat de mensen in de late Steentijd een grote ambitie hadden om het goddelijke te symboliseren in aarde en rots en dat zij stilzwijgend geloofden dat de solide aarde waaruit zij het symbool van de Godin sneden en de Godin zelf een en dezelfde waren. De kosmische kracht van de aarde zou gezien zijn als altijd aanwezig, onophoudelijk, en mannen en vrouwen moeten het vertrouwen hebben gevoeld dat zij in staat waren deel te nemen aan die schepping. Te bewegen op de Godin en het land te bewerken dat haar lichaam was, was deel uitmaken van zowel tijd als oneindigheid, materie en geest.
Stonehenge
Tussen de jaren 2700 en 1200 BCE zijn de meeste van de stenen cirkels en rijen stenen geplaatst die nog steeds te zien zijn. Historici hebben moeite met deze periode. Tot voor kort werd gedacht dat West-Europa was binnengevallen door een volk van dikke mensen met ronde hoofden uit het Rijnland, de Bekercultuur. De bouwers van de ganggraven waren over het algemeen lang, met lange hoofden en hun graven waren gemeenschappelijk. Het Bekervolk begroef zijn doden in een eenpersoonsgraf met een beker, waarschijnlijk gevuld met een alcoholische kruidendrank, en met ornamenten, kleding en wapens. Beide seksen kregen zo’n begrafenis en babies kregen een babyformaat bekertje mee. Tegenwoordig weten we dat beide volken begrafenisgebruiken van elkaar overnamen – van een echte invasie is dus waarschijnlijk nooit sprake geweest. Beide volken konden waarschijnlijk goed met elkaar opschieten, zeker in het begin, toen er land genoeg was voor allen. Het Bekervolk bracht bronzen werktuigen mee -het eerste metaal.
In dezelfde tijd waarin de eerste ronde graven verschenen, van het Bekervolk, werden Stonehenge en de complexen in Bretagne gebouwd. Er waren nu meer mensen om het werk (gezamenlijk) aan te pakken.
Stonehenge werd gebouwd in drie etappes. Stonehenge I bestond uit een ring van 56 gaten, sommige met been erin, andere zonder, omringd door een aarden wal en gebouwd omstreeks 2800 BCE. De wal had een toegang in het noord-oosten. De gaten zijn het meest interessant omdat deze direkt nadat ze waren gemaakt, zo laat het zich aanzien, werden gevuld met kalk en nooit werden gebruikt om stutten of stenen in te plaatsen. Toch waren ze zeer zorgvuldig uitgezet op een cirkel met een diameter van 284 voet. Archeologen hebben geconcludeerd dat de mathematici van de vroege Bronstijd de beschikking moeten hebben gehad over geometrische instrumenten die niet als zodanig herkend zijn of, als ze van hout waren, nooit zullen worden gevonden. Wel gevonden is de gebruikte maat: de megalitische meter, een lengte van 2,72 voet. De gaten, nu Aubrey-holes genoemd naar de ontdekker John Aubrey (zeventiende eeuw huidige jaartelling), worden nu beschouwd als merktekens voor de maanfasen. Ze tonen waar de wintermaan opkwam gedurende een periode van 56 jaar, waarbinnen alle verschillende posities zijn opgenomen van de maan in haar 18,61-jarige cyclus. Omdat ook een vruchtbaarheidssymbool is opgegraven midden in het Stonehengecomplex, in de vorm van een paar ossehorens, wordt nu geloofd dat de oorspronkelijke betekenis een maanobservatorium was, gewijd aan de Maan- of Moedergodin, en dat dit concept in de loop der tijd veranderde in een zonne-observatorium. Niet alleen zijn de Aubrey-gaten een preciese wijzer voor de maanfasen, maar ook zijn de gaten gevuld met witte kalk en botten, die in de symboliek van die tijd verering van de maan als Godin aangeven.
Stonehenge II werd ongeveer vijfhonderd jaar later gebouwd. 82 ‘blauwstenen’, elk daarvan zwaarder dan vier ton, werden over rivieren en over land aangevoerd vanuit de Prescellybergen van West Wales, zo’n 240 mijl verderop. De stenen (nu weg) waren opgesteld in een cirkel van zestig stuks, met twee hoefijzers in het midden. Waarom al die moeite om de stenen te halen van zo ver? Het kan zijn dat blauwsteen beschouwd werd als een materiaal met heilige kracht, zo als kan worden afgeleid uit vondsten ervan in graven en voorwerpen. Misschien werd ook de herkomstplaats in de Prescellybergen als heilig beschouwd.
Stonehenge II dateert van rond 1700 BCE. De blauwstenen werden verwijderd en voorzichtig verplaatst. Ondertussen werden van twintig mijl verderop 77 gigantische blokken zandsteen gehaald die elk gemiddeld 26 ton wogen. Zelfs heden ten dage zou dat worden beschouwd als een moeilijke operatie, maar toen moet er wel een grote religieuze drijfveer achter hebben gezeten om zoveel touw, houten rollers en spierkracht te gebruiken als nodig was. Niet alleen moesten de stenen naar de plek worden gebracht, maar ze moesten ook heel precies worden geplaatst, in lijn met de hemel, want Stonehenge was naast andere dingen ook een astronomisch observatorium. Na het bewerken van de stenen moesten de bovendrempels worden aangebracht. Hierna werden de blauwstenen weer teruggezet in de cirkel.
Duizenden woorden zijn geschreven over de astronomische doeleinden van Stonehenge als centraal observatorium van zon, maan en sterren. Dat de interesse in de Bronstijd voor de hemel groot en technisch geavanceerd was, mag blijken uit de boeken van G.S. Hawkins: Stonehenge Decoded (London, Souvenir Press, 1966) en van astronoom Fred Hoyle: On Stonehenge (London, Heinemann, 1977). Maar waarom die interesse, waarom werd niet volstaan met een houten sterrenwacht?
De cirkelvorm is op zich een verklaring. Maar over de hele wereld werd ook steen beschouwd als een eerbiedwaardig materiaal, dat gebruikt werd voor allerlei tempels en monumenten. Het woord ‘man’ (mens) is zelfs hetzelfde als steen. Zo is in het keltisch een menhir een staande steen en een dolmen een stenen tafel. Het bouwen van stenen cirkels kan worden gezien als een poging om achter de werking van de stenen te komen, in het ritme van de kosmos. Dat het doel zou zijn geweest van stenen cirkels om mensen in kontakt te laten komen met de kracht van de kosmos, om ze een verhoogd gevoel te geven van heiligheid, om een ander bewustzijnsniveau te bereiken.
The Dragon Project
Stenen cirkels werden overal vrijwel zeker beschouwd als heilige plaatsen waar niet-menselijke kracht kon worden geconcentreerd en ontvangen. In een experiment dat het Dragon Project heette (‘Draken-projekt’) kwamen een aantal wetenschappers en andere onderzoekers bijeen om ‘eindelijk’ het geheim te ontrafelen van de stenen cirkels. Ze besloten om zowel radioactiviteit als ultrageluid te bestuderen die door de stenen werd uitgezonden. Ongewone stralingsniveaus in de cirkels waren al gerapporteerd, maar aan ultrageluid was niet gedacht, totdat een vleermuizenonderzoeker meldde dat zijn apparatuur geluid had opgepikt dat kwam van een staande steen. De Rollright stenen cirkel in Oxfordshire werd uitgekozen als onderzoekexemplaar. De onderzoekers begonnen hun operatie in oktober, op een vroege morgen, voor de dageraad. De leider, Don Robins, voelde zich erg zot maar een half uur voor zonsopkomst ‘sprong de Kingstone plotseling tot leven, een regelmatig geluid uitzendend dat niet zijn hartritme was, niet het geritsel van de achtergrond, of een verdwaald radiosignaal. Het was een glorieus moment. De signalen duurden de hele zonsopkomst, en vervaagden geleidelijk met het stijgen van de zon’.
Deze reaktie deed de wetenschappers andere plaatsen onderzoeken, met meer gespecialiseerde apparatuur, zodat alle andere geluidsbronnen konden worden uitgezeefd. Ze ontdekten dat de stenen alleen verantwoordelijk waren. Tegelijkertijd lieten ook de geigertellers ongewone stralingsniveaus zien. Er moest een beslissing worden genomen of het onderzoek zou worden voortgezet totdat er een voldoende hoeveelheid wetenschappelijk verantwoord bewijsmateriaal zou zijn. Die beslissing werd genomen en dit is het resultaat:
“Gedurende de equinoxen, maart en oktober, zenden de stenen regelmatig ultrasone signalen uit. Het gebeurt rond zonsopkomst, of de zon nu te zien is of niet, en onafhankelijk van de weersomstandigheden… Maar nog vreemder is dat de stenen een ultrasonische barrière vormen. Een kegel van stilte op de heuvel. Er is altijd een achtergrond van ultrasoon geluid op het land – de beweging van grassen, ritselende blaadjes, je kleding. Alles wordt geregistreerd. Maar op een morgen, toen we de cirkel in en uit liepen om de niveaus vast te leggen, vonden we plotseling dat binnen de cirkel complete ultrasone stilte heerste. Buiten de cirkel bleek weer wel geluid door te komen, dus het was niet zo dat het apparaat dienst weigerde. Binnen, stilte; buiten, normale achtergrondniveaus. (D. Robbins: Circles of Silence. London, Souvenir Press, 1985).
Na publicatie van de resultaten van het Dragon-project in New Scientist werd een artikel in hetzelfde tijdschrift geplaatst van een gepensioneerde BBC ingenieur, Charles Brooker, die met een draagbare magnometer verschillende elektromagnetische vorsingen had gedaan in de Rollright cirkel. Ook hij concludeerde dat de cirkels een vluchtheuvel vormen (magnetische in dit geval) al weet niemand waartegen de bescherming dient. Brooker had een zevenrings-spiraal gemeten van magnetisch intensiteit binnen de cirkel. Ultrasoon geluid wordt tegenwoordig gebruikt om beschadigd weefsel te herstellen en om de kiemkracht van zaad te verbeteren. Dit zou de oorsprong kunnen zijn van volksverhalen over genezende en bevruchtende krachten in de cirkels. Waren onze voorouders gevoeliger voor de vibraties van de aarde? Konden ze de mist en de stralen zien die nu met infrarood licht konden worden gefotografeerd tussen de Kingstone-steen en de cirkel ernaast? Of zou de atmosfeer zoveel meer puur geweest zijn? Werden de cirkels geplaatst volgens natuurwetten die nu onbekend zijn? De oude Chinezen hadden een kennis van de aarde waarmee ze konden bouwen in harmonie met de wind, en het water, en aardlijnen. Dat noemden ze Feng Shui en ze beschouwden het als een essentiële intuïtie voor het bouwen. Misschien heeft de mens een dergelijke aangeboren aanleg, maar is deze nu afgestompt door minder gebruiksmogelijkheden in onze nu overbevolkte en geïndustrialiseerde landen.
De cirkels kunnen ook een soort mandala geweest zijn, een schematische voorstelling van hoe de dingen zijn. Maar de cirkel was ook een symbool van de moederschoot, wat een andere uitleg niet in de weg hoeft te hebben gestaan. Veel cirkels waren in feit ovaal, eiervormig. Alle gebruiken kunnen met elkaar verweven zijn geweest. Naast de genoemde funkties kunnen de cirkels ook bedoeld zijn als een communicatiemiddel met de zichtbare goden en goddelijke wezens (in de vorm van de hemellichamen). Ze zijn immers het beste te zien van boven.
De bouwers, mannen en vrouwen, kunnen een aparte klasse hebben gevormd van priesters/astronomen, die apart woonden van de gewone dorpelingen en ook ander voedsel te eten kregen. Voor het verzamelen van de astronomische gegevens moet wel een lange tijd zijn gebruikt. Of er een vorm van schrift was ontwikkeld, is onduidelijk. Inscripties op sommige stenen zouden daar wel op kunnen wijzen. Hout als schrijfmateriaal zou vergaan zijn en niet meer gevonden kunnen worden.
Er is een parallel te trekken met Middeleeuwse kerken. Deze dienden als begraafplaats, als plaats waar huwelijken werden voltrokken en waar men asiel kon vinden. Omwonenden kwamen er schuilen in geval van onweer en hevige storm en ja, de kerken hadden ook nog een religieuze betekenis. En voor de bouw van hun heiligdommen (kathedralen!) brachten de mensen grote financiële offers.
Ik geef toe, als bewijsmateriaal is bovenstaande erg mager. Maar ik hoop toch een aantal argumenten op een rijtje te hebben gezet die tot nadenken stemmen. Nadere bestudering van de in de stenen gekerfde symbolen kan nog meer vragen oproepen die wetenschapster Marija Gimbutas probeert te beantwoorden. Wie meer wil lezen doet er goed aan te beginnen met het artikel van Ko in Wiccan Rede no 1 van dit jaar (The Roots of Modern Witchcraft, part III: From Caves to Megaliths) en zijn uitgebreide literatuurlijst. Verder boeken van Jaquetta Hawkes en The Stars and the Stones van M. Brennan (London, Thames & Hudson, 1983). Zelf heb ik vooral gebruik gemaakt van ‘Origins of the Sacred’ van Anne Bancroft (London, Arkana, 1987), dat ik van harte aanbeveel.