Wiccan Rede * Spring / Summer 1981 by Tamar
NB: Dit artikel is inhoudelijk hier en daar achterhaald, maar het geeft een goed beeld van de gedachten die er begin jaren ’80 leefden over wat hekserij was. Tamar was de eerste Alexandrian Hogepriesteres in Nederland. Saillant detail is dat het huis in de tekening het landhuis is waar Morgana en Merlin toen woonden.
We willen beginnen met te vertellen, wat Witchcraft eigenlijk is, om je een beetje vertrouwd te maken met alles er omheen. Witchcraft is een geloof, een religie, ouder dan het Christendom. In het allereerste begin van de beschaving was de maatschappij georganiseerd langs matriarchale lijnen. Dat betekent, dat de dominerende figuur een vrouw was, omdat zij het leven in zich droeg en baarde, zorg droeg voor de noodzakelijke verzorgende functies van het leven, zoals het huis (de hut), het vuur en de zieken. Haar kunde was groter en gevarieerder dan die der mannen, wier taak het was voedsel en onderdak te verzorgen en de gemeenschap te beschermen tegen aanvallen van buitenstaanders. De fijnere, hogere dingen van het leven behoorden tot het domein van de vrouw. Vanuit deze dominerende positie ontwikkelde zich na verloop van tijd de priesteres.
De vroege godsdienst van West- en Noordeuropa was een natuurgodsdienst, waarin de krachten van die natuur om de mensen heen werden beschouwd als manifestaties van goddelijke machten. In dit opzicht was de vroege godsdienst pantheïstisch (d.i. de leer, volgens welke God en wereld geen gescheiden werkelijkheden zijn, maar uiteindelijk samenvallen), waarin alles in de natuur werd beschouwd als een uiting van godheid. Maar de priesteres had behoefte aan concreet zichtbare dingen voor de kudde, de gelovigen. De beeltenis van de Moeder Godin, die de krachten van de natuur verpersoonlijkte, ontwikkelde zich en haar werd soms een gezel gegeven, de Gehoornde God, die het mannelijke principe vertegenwoordigde. Na het ontstaan van het Christendom noemde men het geloof de Oude Religie, dit, om de tegenstelling te benadrukken.
Heden ten dage betitelen heksen hun geloof zelden als ‘hekserij’, ze prefereren de uitdrukking ‘de oude religie’ of eenvoudig: de Craft.
Aanhangers van het oude geloof practiseerden in de periode vóór het christendom niets geheimzinnigers dan geneeskunst, door middel van een grondige kennis van kruiden, van drugs en natuurgeneeswijze, ESP en psychologie, door de knappe magie van formules en het gebruik van woorden, om bepaalde reacties bij mensen op te roepen.
Vereerders van de oude religie waren er méér in geïnteresseerd dingen vóór, ten behoeve van, de gemeenschap te doen, dan in de eredienst voor de goden als zodanig. Toegegeven, men moest natuurlijk op goede voet blijven met de hogere machten, maar de manier waarop men zich kweet van deze godsdienstige plichten wijzen op een tamelijk aard-gerichte houding inzake het religieuze element in hun geloof en een serieuze toepassing van de meer praktische, actieve elementen, die zij hadden geleerd en mondeling doorgegeven hadden van generatie op generatie.
Welke godheden aanbaden de aanhangers van het oude geloof? Nee, niet de duivel – sorry – de duivel was in die tijd nog niet geboren. De priesteressen van west-, centraal- en noordeuropa, de voornaamste gebieden van de oude religie, later genoemd Witchcraft, zonden hun gebeden op aan de Moeder Godin, te vereenzelvigen met Artemis van de Grieken, Diana van de Romeinen, de Maangodin van de Egyptenaren, en zelfs met de vruchtbaarheidsgodin uit het Stenen Tijdperk.
Zij schreven geen menselijke eigenschappen toe aan de Moeder Godin, doch meer in geestelijke zin, zoals de mensen tegenwoordig dat doen aan God. Sommige mensen zien God nog als een oude man met een baard, maar verreweg de meerheid ziet God als onpersoonlijk, almachtig, onzichtbaar.
Toen het matriarchale begrip geleidelijk aan veranderde in een patriarchaal, kwam de (mannelijke) priester tot een belangrijke positie. Tot de kleding, die hij tijdens de riten droeg, behoorde een hoofdtooi, gemaakt van het gewei van een mannetjes hert, of van de horens van een stier. Door zich te vereenzelvigen met een sterk dier en zich als zodanig te vermommen, verkreeg een man alle kwaliteiten en deugden van dat dier. Hoewel de priester zich nu bij de priesteres voegde in de rituelen van de oude godsdienst, was zijn rol definitief nog steeds ondergeschikt aan de hare. Daar hij veel robuuster en krachtiger was dan de vrouw, had hij o.m. tot taak om voor de groep te zorgen in de koude wintermaanden, terwijl de priesteres het beheer voerde gedurende de zomermaanden.
Het feit, dat de man het grote gewei van een hert of de horens van een stier droeg, werd later gebruikt om te ‘bewijzen’ dat in de oude godsdienst de Duivel aanbeden werd. Want duivels hebben ‘natuurlijk’ horens en daarom waren de priesters in werkelijkheid de Boze-zelf, of tenminste een persoon, gekleed als een duivel en die hem vertegenwoordigde.
Gelukkig had het oude geloof geen plaats voor de positie van de duivel. Het was en is één van de voornaamste leerstellingen van de oude godsdienst, dat de mens schuldeloos geboren wordt, niet schuldig, en dat, met wat voor schuld of zonde hij ook zijn aardse leven eindigt, hij daarvan alleen de schuld draagt. Het kwaad, of de duivel binnenin, was eenvoudig de afwezigheid van het goede. Een geestelijke leemte, zo u dat wenst. Wie niet kon bijdragen tot zijn gepaste rol in de gemeenschap, zou eenvoudigweg beklaagd worden, maar niet veracht.
De grieks-romeinse staatsgodsdienst voegde de goden van de veroverde naties toe aan het Pantheon – een aan de goden gewijde tempel in Rome – en aanbad hen, samen met hun eigen goden, in een min of meer naïeve vertoning van praktische welwillendheid. Het Christendom was niet even praktisch of liefdadig en veroordeelde de goden van andere godsdiensten tot de positie van duivels of demonen. Het is opmerkelijk, hoe de methoden van de vroege kerk én het moderne marxisme met elkaar overeenstemmen. Beiden kunnen en konden zelfs niet de geringste afwijking van hun eigen leerstellingen dulden en beiden veroordeelden de leiders der verworpen partij tot wat de Romeinen plachten te noemen ‘damnatio Memoriae’. Wanneer je hun pure bestaan niet uit de gedachten kunt uitwissen, plaats de dan op de ladder naar de hel.
De Oude Godsdienst was in het bijzonder geschikt voor het koude, natte klimaat van westelijk Europa. Het ligt voor de hand, dat de hete, vochtige atmosfeer van Afrika andere beginselen van aanbidding zal voortbrengen dan de donkere luchten van Schotland. Wel beschouwd is godsdienst niet zo maar een gaven van ‘boven’, maar een menselijke ontwikkeling, die nota neemt van elementaire emotionele behoeften, alsook van de positie van zichzelf in de natuur.
De geografische afgelegenheid van vele delen van Brittannië, Schotland en Ierland en van Scandinaviä en zekere delen van centraal-europa, vertraagden de groei van welke staatsgodsdienst dan ook, hetzij grieks-romeins, hetzij christelijk. De oude geloven en gebruiken hadden een betere kans op overleven dan de praktijken van de mensen in b.v. open vlakten.
Het ligt ook in de aard van het Oude Geloof om elementen van andere godsdiensten op te nemen, indien ze daardoor hun eigen ritueel konden verbeteren, of op één lijn te stellen waren. Zodoende hebben we de eigenaardigheid van Druïden-riten, gemengd met oudere rituelen uit het Stenen Tijdperk en toch er niet mee in conflict. Een goed voorbeeld van het aanpassings-vermogen van de Oude Godsdienst en haar waarlijke grote gevoel van tolerantie is het Observatorium bij Stonehenge in Engeland. Reeds oud, toen de Druïden naar dat deel van de wereld kwamen, werd het gaarne door hen gebruikt, zonder wijziging of verdeeldheid en het resulteerde in een sterkere of misschien verstandiger eredienst.
Hierin ligt de sleutel tot de Oude Godsdienst: ze wás en ze ís een eredienst der wijzen. In de Keltische taal werd het Wicca genoemd en de woorden ‘Witch’ en ‘witchcraft’ zijn van dat begrip afgeleid: een ‘witch’ is zodoende niets sinister dan een ‘wijze vrouw’, dat is iemand, die kennis bezit bóven die van de gemiddelde mens. Het mannelijke equivalent was ‘wizard’, niet ‘warlock’. Ondanks de grote populariteit, die de term ‘warlock’ in Amerika geniet als een woord, dat de mannelijke volgeling van de witchcraft aanduidt, zal geen enkele mannelijke heks dit woord ooit gebruiken. Een ‘warlock’ is een goochelaar.
Nu we toch bezig zijn met semantiek (de leer van de betekenis van woorden) zou het goed kunnen zijn er op te wijzen, dat de priesteres en de priester van de oude godsdienst juist met die naam worden aangeduid en niet met iets even willekeurigs als ‘hoofdheks’ of iets dergelijks, en de leden van de gemeenschap noemden zich aanvankelijk geen ‘witches’ maar eenvoudig leden van de kring. De term ‘coven’, afgeleid van het zelfde basiswoord ‘convention’, ‘convent’ en ‘convenant’ betekent gewoon broederschap, gemeenschap, vergadering.
Witchcraft, zoals de oude godsdienst later genoemd werd, was toen en nu geen schijnvertoning van enig ander geloof, noch bevat het in zijn dienst een element dat zelfs maar in de verte gelijk is aan actuele christelijke praktijk of aanbidding. (Wel omgekeerd, elementen van de oude godsdienst komen voor bij christelijke feesten of vieringen).
Volgens de publieke opinie worden zwarte mis, satanisme en het begrip van de anti-christ vaak verward met de eredienst genaamd het oude geloof of ‘witchcraft’. Ze hebben niets met elkaar te maken. Ik waag het zelfs te betwijfelen of een zwarte mis werkelijk iets met een satans-aanbidding te maken heeft. Maar het is hier niet de plaats, om daar dieper op in te gaan.
Het Oude Geloof is het Christendom verscheidene eeuwen voorafgegaan en het is fundamenteel niet veranderd, ondanks de vermenging met andere vroeg, gelijke erediensten – zoals die der Druïden – zodat het vanzelfsprekend is, dat het geen christelijke elementen kan bevatten, noch vijandschap kent jegens het christendom, dat zoveel later kwam.
Hier volgen de voornaamste praktijken en leerstellingen van het Oude Geloof. Vier maal per jaar, samenvallend met het wisselen der seizoenen, viert de mens zijn geluk, dat wil zeggen, het feit dat zijn vee, zijn landerijen, zijn materiële wereld zich in goede vorm bevinden. Wanneer de zaken goed gaan is het verstandig, een dankgebed uit te spreken. Elke religie predikt zo’n houding jegens de macht van de godheid. Het is als het ware een verzekering, dat die welwillendheid ook gedurende de volgende periode zal voortduren. Deze vieringen zijn niet verschillend van de oogstfeesten en de seizoensfeesten, gewoon in elke cultuur en bij elk mens, want het is natuurlijk voor een mens te willen danken voor datgene dat de natuur hem gegeven heeft en om te bidden om méér daarvan in de komende periode. Onze eigen Dankzegging valt zeker in dezelfde categorie, voor wat de motivatie betreft. Dat doet in zekere zin ook Pasen, want Pasen volgens de christelijk kalender verbindt de uitdrukking van vreugde, dat Christus is verrezen, met de begroeting van de lente en de vernieuwing van de natuur. De mensen hebben niet opgehouden de vier seizoenen te vieren. Wie zou de ‘onschuldige’ dans rond de Meiboom of de streekkermis verbinden met ‘witchcraft’?
Maar de praktijk van het dansen rond de Meiboom is afgeleid van fallische verering en is er zelfs heel dicht bij; de streekkermis met zijn pretmakerij is niet meer dan een afgeflauwde versie van de romeinse Saturnalia of de griekse bacchanalen. Zelfs de Boeddhisten, speciaal de tibetaanse versie van het Boeddhisme, staan gedurende de viering van hun Nieuwjaar het vrijlaten van opgekropte energieën toe, met inbegrip van sexuele promiscuïteit. De gedachte in al die gevallen is, dat de mens zich beter en met meer moraal gedurende het hele jaar gedraagt, wanneer hen één dag per jaar gegeven wordt van ongecontroleerd stoom afblazen. Elke moderne psychiater zal het met deze redenering eens zijn, afgezien misschien van de frequentie der oefening.
Dat wil niet zeggen, dat men zich gedurende de vier voornaamste feestdagen van het Oude Geloof overgaf aan vleselijke lusten, verre daarvan. Eerst en vooral waren het plechtige gelegenheden tot herdenken, waarbij de cirkel zich met dankbaarheid zou verheugen over het feit, dat hun leven goed of voorspoedig was geweest. Er was wat gezellig contact, er werd gedanst en er werd wat wijn gedronken. In vroegere tijden waren er andere vormen van vermaak, maar dat is een aspect in de vieringen, dat tegenwoordig over het algemeen afwezig is. Men diene te bedenken, dat promiscuïteit tweeduizend jaar geleden anders beoordeeld werd dan tegenwoordig, speciaal, wanneer het gedurende (quasi)-plechtigheden plaats vindt.
Men behoeft zich slechts de Aziatische Mysteriën voor de geest te halen en hun geheiligde liefde bedrijven om in te zien, dat deze voorbeelden van vleselijke gemeenschap niet noodzakelijk ‘zondig’ waren, maar hoogstens primitieve vormen van expressie. Zeker overtreden ze geen natuurlijke of menselijk wetten.
De Craft was oorspronkelijk een landbouwcultus. Daar komen ook veel van de symbolische ‘wapens’ (gereedschappen) der cult vandaan. Zoals de Vrijmetselaren metselaarsgereedschappen gebruiken voor rituele symboliek in hun riten, zo heeft het Oude Geloof de gewone handwerkgereedschappen van het oude huishouden als symbolen van huishoudelijk geluk en welzijn opgenomen. Waarschijnlijk is de bezem de beroemdste en minst begrepene der symbolische ‘wapens’. Sinds onheugelijke tijden duidde de bezem op huiselijk orde, schoonheid en was het het voornaamste werktuig der vrouw. Lang voordat stofzuigers hun lawaaiige opwachting maakten, was de strobezem een machtig symbool rondom het huis. Het maakte het huis schoon, het was nuttig om dingen repareren, het was handig om de kippen uit de huiskamer te verjagen en, als het noodzakelijk was, kon het gebruikt worden om het manvolk respect bij te brengen voor de dame van het huis. Kon er een beter stuk gereedschap gebruikt worden als embleem van huishoudelijke deugd?
De Oude Religie legde de nadruk op de vrouwelijke superioriteit in de cult, zelfs in een tijd, dat de maatschappij ‘buiten’ voor zijn zaken al lang tot een mannelijke superioriteit gekeerd was. Wanneer vrouwen naar een ‘bijeenkomst’ kwamen – dat is zelfs tot de dag van vandaag de meest gebruikte term, niet een Sabbath – werden ze volgens de traditie verwacht hun standssymbool (tegenwoordig zou men zeggen ‘statussymbool) bij zich te hebben: de bezem. En dat deden ze ook. Wanneer deze vrouwen en meisjes uit hun respectievelijke dorpen en hun eenzaam gelegen boerderijen kwamen, hadden ze hun bezem bij zich. Alweer volgens de traditie moesten ze hun ‘ambts-staf’ tonen, wanneer ze daadwerkelijk de heilige ruimte van de cirkel betraden en aldus veranderden ze zich in stokpaardruiters, bewogen zich, schrijlings op hun bezems gezeten, voort en imiteerden ruiters die een binnenhof oprijden om zich voor de koning te verzamelen.
Tot heden toe worden hobbelpaarden als speelgoed gebruikt, ze zijn rechtstreeks van deze vroegere ceremonie afgeleid. En wanneer een kind niet in staat is geweest een gewoon hobbelpaard te verkrijgen, dan zal vaker wel dan niet een gewone bezemsteel het wel doen.
Dit was één der twee gelegenheden, dat bezems een rol in de cult speelden. De andere was en is de oogstceremonie, waarmee de leden van de coven aan wensen te geven, hoe hoog ze zouden willen, dat de oogst zou groeien, als het de godheid zou behagen. Ze nemen hun bezems en steken ze hoog tussen hen in, terwijl er oude formules uitgesproken worden, die de godheid een goede oogst afsmeken. Anders dan bij deze twee gelegenheden spelen bezems geen rol in het ritueel van het Oude Geloof. Heksen vliegen beslist niet door de lucht op bezemstelen, noch wandelen ze ermee rond voor magische doeleinden. Dat is pure nonsens, afgeleid van de twee genoemde rituelen, die de vervolgers van de kerk noch begrepen, noch wilden begrijpen. Er is niets magisch aan een bezem: een politieke kandidaat in Amerika gebruikte dit symbool enige jaren geleden in zijn verkiezingscampagne om een ‘schone bezem’ te imiteren.
Naast o.a. de vier hoofdfeesten heeft de Oude Religie elke volle maan een viering. Tegenwoordig komen sommige covens bijeen, wanneer het hun leden schikt, ook als is het niet op volle maan, zo lang het er maar dichtbij is. In de dagen van voorheen zou zo iets ondenkbaar geweest zijn, maar Witchcraft is niet meer, wat ze placht te zijn. De relatie tussen de maan en de Oude Religie houdt verband met de positie van de Craft als een nachtcultus, het occultisme, de verborgen krachten in de mens. Het is een band met Diana, de maangodin van vroegere tijden, in haar manifestatie als Tanith, de meesteres der psychische krachten. Instinctief wisten deze mensen de relatie tussen de kracht van de maan – in het bijzonder van volle maan – èn de gedachten der mensen en meer in het bijzonder het feit, dat magnetische kracht der volle maan het ESP-talent (het talent der buitenzintuiglijke waarneming) in de mens aanzienlijk vergroot.
Want ‘Witchcraft’, hoewel het het ‘Oude Geloof’ wordt genoemd, is belangrijk meer dan een geloof: het is een practische methode voor de beoefenaar tot het verkrijgen van zekere effecten, gunsten, resultaten. Dientengevolge wordt psychische bekwaamheid in de witchcraft hoog aangeslagen. Dat is in sterke tegenstelling tot het standpunt, dat de kerk heeft ingenomen. Voor de kerk zijn mediums ‘het werk van de duivel’ of, op z’n beste een buitensporige dwaasheid. Voor de kerk was een psychisch gevoelig mens in staat tot het doen van ongewone dingen, niets meer of minder dan een gevaarlijke radicaal, een potentiële concurrent voor de gevestigde dogmatische ‘waarheid’ en iemand, die de kerk niet kon controleren en die daarom vernietigd moest worden.
Het Oude Geloof was slimmer: haar leden accepteerden de psychische mens als een welkome aanvulling voor de coven. Niet elke witch was psychisch en het psychisch zijn was in geen geval een vereiste om te kunnen worden geïnitieerd. Maar veel heksen waren en zijn psychische lieden. Het is een onopgeloste vraag, of psychische mensen aangetrokken worden (althans vaak) tot de Craft vanwege hun psychische bekwaamheden, of dat witchcraft de ontwikkeling van psychische bekwaamheden aanmoedigt. Het werkt waarschijnlijk naar beide zijden. Ik heb een trance zien beginnen op het hoogtepunt van een bijeenkomst met de rest van de kring nieuwsgierig afwachtend, wat hun in trance gegane lid te vertellen zou hebben.
Margaret Murray, een grote antropologische autoriteit op het gebied van witchcraft, verbindt de oudste praktijk daarvan aan de zelfs nog oudere verering van Janus, de tweehoofdige godheid der tweesprongen (kruispunten). “Als Janus Quadrificus heerst hij over tweesprongen. Het moet zeker méér dan een samenloop van omstandigheden zijn, dat de italiaanse god der vruchtbaarheid met twee gezichten de patron der kruiswegen zou zijn en dat de god met twee gezichten van de heksen zou heersen over vruchtbaarheidsriten, die op kruiswegen gehouden werden”. Hier kan nog aan toegevoegd worden, dat het hoogst opmerkelijk is, dat dezelfde godheid, Carefour, ook door de Haitiaanse mysterie-cult, de Voodoo, vereerd wordt!
De Oude Religie van het westen had echter enige aanvullende kenmerken, die, hoewel niet uniek voor het westen, een stuk minder gewelddadig waren dan in andere delen van de wereld. Ik refereer aan het denkbeeld, dat de vleesgeworden (geïncarneerde) god uiteindelijk geofferd moest worden aan de godheid, om goede oogsten te verzekeren. In Mexico en Klein-Azie waren menselijke offers gedurende een hele tijd zeer gewoon. In West-, Centraal- en Noord-Europa waren ze exceptioneel en in vroege tijden reeds vervangen door een ceremoniële offerande van een dier, dat op zijn beurt later weer vervangen werd door een symbolische offerande.
Mythen en onwaarheden over de bloedofferandes door de covens van het Oude Geloof zijn de eeuwen door verteld en weer verteld. Langzamerhand verwarden deze verhalen de Oude Religie met duivelaanbidding en het idee, dat vers bloed, zelfs het offeren van babies – noodzakelijk was in de cult werd een deel van de anekdotische kennis inzake witchcraft.
De kerk accepteerde deze verhalen met blijdschap, aangezien het bijdroeg in haar strijd tegen deze sekte. Maar zelfs heden nog komt het voor, dat mensen bij gelegenheid vragen of het waar is, dat heksen babies offeren. Zelfs een zo bekende auteur als Ira levin brouwt zijn bestseller ‘Rosmary’s Baby’ een verhaal, waarin mensen van witchcraft beschuldigd worden, terwijl ze in werkelijkheid satanisten-riten uitvoeren. Een feit is, dat de enige tijd, waarin de aanbidders van het Oude Geloof inderdaad bloed vergoten, was toen één van hen zich per ongeluk sneed met het symbolische mes, de athame. Bloedige verdichtsels hebben een lang leven. Getuigen het middeleeuwse denkbeeld, dat Joden kinderen aten; of het bestaan van de zogenaamde Protocollen der wijze mannen van Zion, of het verdrag tussen Dr. Faust en de duivel.
Ik voor mijzelf realiseer mij, hoe echt zekere fantasieën lijken te klinken. Tientallen keren hebben mensen de verschijning van een liftende geest gerapporteerd, meestal een aardig jong meisje, dat ‘s nachts een auto op de snelweg deed stoppen een lift naar de stad kreeg. Toen de bestuurder haar bij haar huis wilde afzetten, bleek ze verdwenen. Na aangebeld te hebben en zijn ervaring verteld, ontdekt hij dat het meisje precies een jaar daarvoor overleden was. Dit verhaal, met kleine varianten, is gerapporteerd met de namen van zogenaamde getuigen (waarvan er geen ooit kon worden gevonden) en de klank van echtheid; desondanks bleken het alle valse rapportage, het was een verdichtsel dat van mond tot mond ging, zonder dat de verteller er zich van bewust was, fantasie over te brengen. Zo was het en zo is het nog steeds met veel van wat je hoort over witchcraft.
Wat was het doel van de bijeenkomsten? Fundamenteel is de reden van heksenbijeenkomsten veelal dezelfde als het gaan naar de kerk, dat is: een verlangen om de godheid gunstig te stemmen en door anderen gezien te worden als een goed lid van de gemeenschap. In veel gevallen leek hun filosofie op de wereldbeschouwingen van de filosoof Spinoze en de Universele Kerken van tegenwoordig, waarin de Christus alleen een symbool van de godheid is, méér dan een specifieke persoon. Maar toen de Craft de status van een open godsdienst wijzigde in die van een ondergrondse mysterie-cult, kwamen er andere elementen bij. Healing was erg belangrijk: het genezen van de zieken door massa-gebed of door de superieure kennis van kruiden en remedies werd niet overgelaten aan een afzonderlijke groep medici, maar was aan de Craft voorbehouden als deel van haar programma. Toen de maatschappij niet meer uitsluitend landbouwkundig werd en andere manieren om in het levensonderhoud te voorzien, gewoon werden, moest de nadruk op landbouwvruchtbaarheid wijken voor een meer algemeen accent op succes in de door de mens gekozen werkzaamheden.
Aldus evolueerde geleidelijk aan de beschouwing van een gemeenschappelijk denken, van het samenvoegen van gedachtekrachten van de leden van d groepen in een ‘kegel van kracht’, waarvan het oproepen een sterk instrument aan de coven zou geven onder het beheer van hun leider (leidster), de priester(es), om te gebruiken zoals zij dat juist zou achten.
Er is geen groot verschil tussen deze beschouwing en de oproep tot massagebed door de priester, de dominee of de muezzin, met die uitzondering dat ik durf te stellen, dat het met covens veel beter werkt, waar de groep klein is en strak gecontroleerd. Want de bijeenkomsten van het Oude Geloof wijzigden zich geleidelijk: geen massabijeenkomsten, maar een coven met niet meer dan dertien leden, zoals tegenwoordig het geval is.
Veel is geschreven en gezegd over de vreemde krachten van het cijfer dertien en tot op heden geloven veel mensen, dat het een ongeluksgetal is. Amerikaanse zakenpanden slaan de dertiende etage over, gastvrouwen voorkomen dertien gasten aan tafel, bijgelovigen reizen niet op de dertiende dag van een maand. Er is zelfs een term voor de angst voor het getal dertien: triskaidekaphobia (lijkt erg ingewikkeld, maar triskaideka is grieks voor dertien en phobia betekent angst).
Heksen hebben het getal 13 niet als hun favoriete nummer genomen om welke akelige of onheilspellende reden dan ook. Dertien was het maximum aantal personen, die samengebracht en bij elkaargehouden konden worden, zonder de noodzaak tot dogmatische discipline. Gelijkgestemdheid is een voornaam punt in de witchcraft, maar ook uit veiligheidsredenen, speciaal gedurende een meer esoterisch niveau vertegenwoordigt dertien: twaalf + één, twaalf heksen en een leider, parallel aan 12 uur in een dag, een nacht, 12 maanden in een jaar en 12 zodiac-tekens. Dit betekent niet, dat een coven 13 leden móét hebben om te kunnen functioneren: veel covens werken heel goed met 5 of 7 leden, zolang ze maar niet meer dan 13 leden in totaal hebben.
Als iedere andere organisatie kan de coven niet goed werken, als de leden onderling niet harmoniëren. Vrijheid in expressie, ja, maar wanneer een coven werkt, de rituelen begonnen zijn, dan is er eenheid, zijn ze als ‘één man’. Dat is één der redenen van de tegenzin om nieuwe leden te accepteren. Het Oude Geloof is altijd zeer tegengesteld geweest ten opzichte van de kerken inzake het ‘winnen van zieltjes’. Het wil geen bekeerlingen! Het wil alleen mensen, die óf zo geboren zijn in het geloof, óf er oprecht door worden aangetrokken en uit zichzelf komen, ‘of their own free will’, zoals eerder aangegeven. Er is geen overkoepelend orgaan, elke coven staat op zichzelf. De meesten kennen elkaar wel en vaak zijn er vriendschappelijke betrekkingen. Uitzonderingen daargelaten, want ook heksen zijn menselijke wezens met menselijke fouten. Toch zijn er geen feiten bekend dat de ene coven de andere beschuldigde van een misdaad, of, dat zij elkaar kwaad deden of doodden. Dat soort zaken laten we over aan de christenen en veel andere religieuze sekten.
Toen het Christendom een wereldmacht werd, beschouwde de Oude Religie hen niet als tegenstander. Gedurende verschillende eeuwen bestond het christendom vredig naast de Oude Religie. Door het karakter van staatsgodsdienst drong het christendom er op aan, de enige ware godsdienst te zijn, en deze houding werd dan ook aangenomen tegenover de heidense godsdiensten, evenals tegenover iedere andere wijze van denken, bijvoorbeeld ( te vuur en te zwaard) tegen de Islam.
De Oude Religie ging hier niet tegen in verweer. Zij accepteerde de status van ‘ondergrondse godsdienst’. Men had geen behoefte aan massa’s bekeerlingen, zoals de kerk, en ze waren heel tevreden en gelukkig rustig te kunnen werken met en voor hun eigen mensen. De kerk trok zich daar niet veel van aan en sommige dienden twee heren en behoorden tot beiden: de kerk en de Oude Religie. Maar toen de ‘oudheid’ langzaam aan overging naar de ‘middeleeuwen’ en de culturele erfenis de goot van fanatisme, onzekerheid en kleinburgerlijkheid inging, begon de kerk notie te nemen van de ogenschijnlijk bevriende ‘rivaal’. Niet vóór de twaalfde eeuw ontdekte de kerk, dat de heksen slecht waren en gevaarlijk en een ‘verbond met de duivel’ hadden. Hoewel hier veel over te schrijven zou zijn, wil ik nu volstaan met te stellen: de uitvinding van de duivel, zoals wij hem ten hedendage kennen, is het werk geweest van de middeleeuwse godsdienst. Om met Bismarck te spreken: ‘Indien er een duivel bestaan zou hebben, dan hadden ze hem niet behoeven uit te vinden’.