Visualisatie

Wiccan Rede * Winter 1980 by Merlin Sythove

In de magie bestaat er een heel scala van technieken en oefeningen die het zogenaamde ‘gereedschap’ van de magiër vormen. In dit eerste artikel wil ik wat dieper ingaan op een van deze stukken gereedschap: de visualisatie.

Voor vrijwel iedere magische handeling is de visualisatie van belang, maar daarnaast is het voor het dagelijkse leven een zeer welkome hulp, bij herinneren, bij het ruimtelijke voorstellen van bijvoorbeeld een ontwerp of een plan en bij trivialiteiten zoals het opstellen van een boodschappenlijst of het onthouden van telefoonnummers.

Wat is nu precies visualisatie? Zoals uit het bovenstaande al enigszins blijkt, is het iets dat iedereen in aanleg al bezit en waar iedereen vrijwel dagelijks gebruik van maakt.

De beste omschrijving van het woord visualisatie is dan ook ‘helder en duidelijk voorstellen’. ‘Visualisatie’ hangt samen met ‘visueel’, met het zien en via het zien hangt het samen met het voorstellingsvermogen, de imaginatie en de fantasie.

De fantasie is in onze maatschappij een zeldzaam laag gewaardeerde gave. Slechts díé fantasie die uitmondt in een bepaald resultaat, de zogenaamde productieve fantasie, wordt gehonoreerd. Denkt u maar aan schrijvers, kunstenaars, musici, uitvinders e.d. Maar al vrij vroeg in onze ontwikkeling wordt ons geleerd dat we niet moeten zitten ‘dromen’, want dagdromen is een van die dingen waar niemand wat aan heeft. De welmenende ouder bedoelt natuurlijk dat niemand ànders er wat aan heeft, want voor de betrokkene is het vaak een heel aangename bezigheid!

In het jonge kind is de fantasie, het voorstellingsvermogen, nog relatief sterk ontwikkeld. In de loop van de ontwikkelingsgang ‘verwatert’ de fantasie en wordt sterk gedomineerd door het analytische denken. Het is niet voor niets dat opvoeders dingen als strips en TV ten sterkste afraden en liever zien dat het kind zijn fantasie blijft oefenen aan boeken, verhalen en sprookjes, waar het ‘plaatje’ door eigen activiteit moet worden opgebouwd!

Een van de belangrijkste regels in de Craft is het vinden van ‘balance’, het terugvinden van het verloren evenwicht. Dit kan natuurlijk op ieder gebied slaan, maar hier betekent het dat we moeten proberen het verloren evenwicht tussen het analytisch denken en de fantasie weer terug te vinden en beiden in balans moeten brengen.

De menselijke hersenen bestaan uit twee helften, twee hemisferen. Globaal gesproken ‘bestuurt’ de rechter hersenhelft de linkerhelft van het lichaam, de linker hersenhelft ‘bestuurt’ de rechterzijde van ons corpus. Daarentegen zijn er ook bepaalde functies die voornamelijk in één hersenhelft zetelen, waarvan de spraak en de taal een goed voorbeeld vormen. Alle functies die daarmee te maken hebben, zoals het begrip van het gesproken en geschreven woord, het uitspreken van klanken e.d. zijn meestal gelokaliseerd in de linker hersenhelft, de helft die ook onze meest actieve lichaamshelft bestuurt: de rechterkant. De meeste mensen zijn immers rechtshandig! (Tussen twee haakjes, het is niet zo dat het bij linkshandigen andersom is: bij deze is het sòms anders, soms niet.) Naast het taalcentrum, dat zich in de linker hersenhelft bevindt, is deze helft voornamelijk gericht op het causale, analytische denken, op het onthouden van feitjes, getallen e.d. We herkennen in deze opsomming al de belangrijkste ‘schoolvakken’ en ik geloof dat je dan ook kunt stellen dat wat we op school leren zich bemoeit met de ontwikkeling van deze linker hersenhelft en de rechterzijde ongemoeid laat.

De rechterzijde heeft echter wel degelijk functies, die we ook vrijwel dagelijks gebruiken. Om er een paar te noemen: bepaalde moeilijke bewegingen, die zijn aangeleerd, zoals b.v. zwemmen; het waarnemen van geometrische vormen; het omgaan met drie dimensies, zowel in de voorstelling als in de waarneming; het visuele geheugen; non-verbaal redeneren; het waarnemen en onthouden van muziek en geluid; en mogelijk zetelt er in de rechter hersenhelft een ander mechanisme voor het verwerken van informatie dan in de linker hersenhelft. (J. Blundell: Physiological Psychology; Methuen 1975, p. 48)

Met name in het visuele geheugen en in het omgaan met drie dimensies herkennen we enkele kwaliteiten van de fantasie. Helaas wordt aan de ontwikkeling van deze gaven nog veel te weinig aandacht besteed, met als gevolg dat we dat nu allemaal zelf moeten doen!

Na deze korte uitweiding over de hersenen wil ik proberen het begrip visualisatie nog iets verder uit te diepen.

Zoals gesteld, betekent het ‘helder en duidelijk voorstellen’, waaruit direct al blijkt dat het een functie is van ons voorstellingsvermogen en dat het met ‘zien’, oftewel met het gebruik maken van de ogen voorlopig niets te maken heeft.

Een voorbeeld. We lezen allemaal wel eens een boek, een roman. En wat we ‘zien’ tijdens het lezen zijn niet al die kleine zwarte tekentjes, die zo netjes in rijen dat witte papier vullen, maar zijn de scènes, de mensen, de landschappen die worden beschreven. Nu zegt u waarschijnlijk direct al: “Nietes” of “ja, maar…” en als u nu even nadenkt over het weerwoord dat u had willen geven, zult u tot de conclusie komen dat ons voorstellingsvermogen bij het lezen van een boek dus nog maar een erg ondergeschikte rol speelt!

Al heel anders wordt het wanneer we terugdenken aan een situatie die erg veel indruk op ons heeft gemaakt. We zien de situatie weer voor ons, zoals deze zich destijds heeft afgespeeld en we zijn maar heel zijdelings betrokken bij wat er hier en nu gebeurt.

Nog een voorbeeld is de droom. Daarin is ons bewustzijn vrijwel geheel afwezig en we zien in de droom de gebeurtenissen dan ook met grote klaarheid.

Uit het bovenstaande blijken twee dingen. Alle drie de voorbeelden zijn manieren van ‘zien’ zonder van de ogen gebruik te maken. Ook blijkt dat naarmate ons bewustzijn minder duidelijk aanwezig is, de voorstelling helderder wordt. Hoe ‘dromeriger’ we zijn, hoe duidelijker het fantasiebeeld is. In deze conclusie herkennen we de teruggang van de evolutionaire spiraal. Er is echter ook een voortgaande evolutionaire spiraal en die zien we in het volgende.

Als we hard aan het werk zijn, of ontzettend geboeid door een boek, merken we nog maar weinig van onze omgeving. En speciaal met een erg aangrijpend of spannend boek merken we dat we de scènes veel helderder zien dan in een boek dat ons nu niet zo boeit.

Concentratie is kennelijk ook een manier om de voorstelling helderder en duidelijker te maken!

Dit zijn zo een paar voorbeelden om aan te geven wat we ons bij ‘visualisatie’ moeten voorstellen. Ze geven echter ook direct aan hoe slecht ontwikkeld deze gave is in de meesten van ons. We kunnen dat het beste testen met de herinnering. We kennen onze partner, man of vrouw, natuurlijk het beste. Maar weet u wat hij of zij aanhad vandaag? Weet u nog wat u precies met het ontbijt gegeten hebt? Stelt u zich de ontbijttafel eens voor. Waar staan de jampotjes, de boter, het brood? Was er witbrood, of bruin? Waar lag uw servet?

Als u er nu achter bent hoe alles ook weer precies in elkaar stak, probeert u zich dan eens de ontbijttafel als geheel voor te stellen. Kunt u dat? Of ‘verdwijnt’ het servet of de theepot zodra u aan het brood denkt?

In dit stadium is het nog moeilijk om ‘visualisatie’ te scheiden van ‘herinnering’, maar het geeft wel aan hoe het gesteld is met onze mate van detail in ons voorstellingsvermogen!

Tussen twee haakjes, we hebben hier een zeer uitstekende oefening gevonden om ons voorstellingsvermogen mee, of aan, te oefenen. Ondanks het feit dat we met een herinnering bezig zijn, is het van ondergeschikt belang of die herinnering wel of niet juist is. Waar het om gaat, is dat we ons de situatie zo helder, duidelijk en gedetailleerd mogelijk voorstellen. Iets wat we niet meer weten, zoals de kleur van iemands das of trui, mogen we rustig zelf invullen. Het gaat om de compleetheid, het geheel.

Voor deze oefening kunt u iedere situatie gebruiken en elk moment van de dag, zelfs de koffiepauze. U kunt beginnen met een situatie die u kent, van thuis, in de auto, in de winkel, op het werk; van vijf minuten geleden, van vandaag, van gisteren, of, zo u wilt, van morgen (!). Vindt u dat te makkelijk, dan gaat u terug in de tijd, naar vorige week, of u denkt aan onbekende situaties: een stuk stad waar u nog nooit geweest was, een willekeurige man die langs u heen liep.

We kunnen deze oefening ook met boeken doen, met romans, verhalen, mythologie, science fiction etc., want het gaat immers om de helderheid en het detail en niet specifiek om de herinnering, of om de juistheid daarvan!

Wellicht heeft u het grote nut van dit soort oefeningen al door. Met dit type oefeningen bouwen we een gave op, die onze waarneming verbetert, die onze herinnering helderder maakt (hoe vaak bent ú iets kwijt?), die boeken lezen leuker maakt en als we een dagboek bijhouden, zullen we merken dat onze dromen gaandeweg helderder worden en we ze vaker onthouden.

Een geheel andere oefening is de volgende.

Neem een stuk gekleurd karton en knip daaruit een eenvoudig figuur. Kijk gedurende een week vaak naar deze kaart. In de tweede week probeert u zich de kaart zo gedetailleerd mogelijk voor te stellen.

Als u dit kunt, kunt u in de derde week u de kaart voorstellen ongeveer een meter vóór u, terwijl u de ogen ópen houdt. Dit laatste is uiterst moeilijk, dat kan ik u verzekeren! (M. Denning & O. Philips: The Magical Philosophy, Robe and Ring; Llewellyn 1974, p. 185)

Zo langzamerhand komen we nu bij de ‘echte’ visualisatieoefeningen terecht. ‘Echt’ in de zin dat ze zich zuiver op het voorstellen concentreren en steeds minder gebruik maken van de herinnering. Ook ‘echt’ in de zin dat ze ons leren onze aandacht op de voorstelling te blijven concentreren, of we de ogen nu open of dicht hebben. Hierbij is één raad duidelijk op zijn plaats: u moet ervoor zorgen dat u een voorstelling, een visualisatie, altijd welbewust opbouwt en na afloop het beeld ook weer uitwist. Dit laatste kan door u voor te stellen dat u het beeld met een ‘bordenwisser’ weer ‘uitveegt’, of door de oefening door een bepaald gebaar te beëindigen. U moet nóóit toestaan dat dit soort visualisatie ‘vanzelf’ begint, of een eigen leven gaat leiden!

Zelfs bij scrying of pathworking, waar we de visualisatie de vrije loop laten, zijn begin en eind van de oefening duidelijk gemarkeerd.

Nog een oefening, die ons bij ritueel werk erg van pas komt, is de volgende.

Maak een stuk zwart karton van 60 bij 60 cm. Bedenk een simpel figuur, bijvoorbeeld een cirkel of een driehoek en ‘teken’ dit figuur met uw vinger vlak boven het karton. Terwijl u dit langzaam doet, visualiseert u een witte lijn, alsof u het figuur met krijt tekende. Na een week kunt u het proberen zonder het karton, gewoon in de lucht. Nadat u het figuur getekend hebt, visualiseert u het hele figuur in wit krijt, of wit licht. Ook hier weer het figuur uitwissen zodra u klaar bent. (Ibid, p. 186)

Ik neem aan dat u voldoende fantasie heeft om deze oefeningen naar believen uit te breiden!

Speciaal met betrekking tot deze laatste oefening wil ik nogmaals herhalen dat visualisatie dus geen ‘zien’ met de ogen is, maar ‘zien’ zoals we een herinnering of een droom ‘zien’. Als we nu de ogen openen, maar onze aandacht blijven richten op de voorstelling, dan kunnen we de voorstelling en wat we met onze ogen zien, samenvoegen tot één geheel.

Deze laatste ‘kunst’ is van belang zodra we ons met ritueel werk gaan bezighouden. Dan moeten we in staat zijn om bepaalde dingen, die zeker wel reëel aanwezig zijn, maar waarvoor we de waarnemingsorganen nog niet hebben ontwikkeld, ons levendig voor te stellen, zodat ze voor ons gevoel toch een bepaalde realiteit vertegenwoordigen.

Het duidelijkste voorbeeld is waarschijnlijk wel de Cirkel, die zowel in de magie als in de Craft wordt gebruikt. Op zijn eigen terrein, het astrale vlak, is deze cirkel reëel aanwezig en indien we daar direct waarnemingen zouden kunnen doen, zouden we hem ook ‘zien’.

Dr. Berridge: “Wanneer de mens zich iets voorstelt, creëert hij eigenlijk een vorm op het astrale, of wellicht een nog hoger vlak en deze vorm is even reëel en objectief voor de intelligente wezens van dat vlak als onze aardse omgeving voor ons is”. (V.H.Fra. Resurgam: Some thoughts on the Imagination. Flying Rol No.V. From S.L. MacGregor Mathers et al: Astral Projection, Magic and Alchemy; Neville Spearman, 1971, p. 33)

Zolang we die waarnemingsorganen echter nog niet voldoende hebben ontwikkeld, zijn we afhankelijk van ons voorstellingsvermogen, met welks hulp we ons de Cirkel toch kunnen voorstellen al een lichtende lijn, die op een bepaalde plaats aanwezig is in de driedimensionale wereld.

In een volgend artikel wil ik wat dieper ingaan op het gebruik van de visualisatie in ritueel werk, in meditatie, waar we te maken hebben met een ‘passieve’ vorm van visualiseren, in tegenstelling tot de actieve vorm die hierboven is uiteengezet; en in het dagelijkse leven.

Leave a Reply