De kerk van Edam

Wiccan Rede * Winter 1989 by Boris

Lang geleden besloten de inwoners van Edam een nieuwe kerk te bouwen, maar ze konden het niet eens worden over de plaats. De een wilde hem hier hebben en de ander daar. Tenslotte namen ze het volgende besluit. Midden in de stad zouden ze een jonge stier loslaten, en waar hij ging liggen moest de kerk gebouwd worden. Zo gezegd, zo gedaan. De stier werd losgelaten, hij liep de stad uit en ging in een weiland liggen. Daar hebben ze dus de kerk gebouwd, en ter herinnering aan deze gebeurtenis staat er nog altijd een stier in het stadswapen van Edam.

Het idee om de plaats van een kerk door een stier te laten aanwijzen is niet zo makkelijk uit de christelijke overlevering te verklaren. Er zijn heel wat legenden van kerken waarvan de plaats is aangegeven door een visioen van een heilige of door een verschijning van de Heilige Maagd, maar aanwijzingen door een dier zijn zeldzaam. Toch zijn er in Nederland nog enkele kerken waarvan de ligging is vastgesteld door ossen of stieren. Het gaat om de keken van Bedum, Nijland en Dronrijp.

In Bedum vertelde men ook dat de kerktoren daarom op ossehuiden is gebouwd, maar dat is een ander motief. Volgens de gangbare uitleg gebruikte men in de Middeleeuwen ossehuiden om opwellend grondwater in bouwputten tegen te houden. Volgens een andere verklaring was “ossehuid” de naam van een bepaalde gewelfconstructie die vaak in fundamenten gebruikt werd. Hoe dan ook – er zijn heel wat kerken op ossehuiden gebouwd, en altijd in klei- of veengebieden.

In de heidense overlevering van Europa en Azië komt het vaker voor dat een plaats door een dier wordt aangewezen. Soms gaat het om de plaats waar een zwervende stam zich moet vestigen, soms om de plaats van een stad of tempel. De dieren zijn bijna altijd hoorndragers: herten of runderen. Wie thuis is in de klassieke mythologie kent waarschijnlijk wel een paar voorbeelden. De Sabijnen, een buurvolk van het oude Rome, vonden hun woonplaats door een stier te volgen. De held Kadmos volgde op advies van het orakel van Delphi een koe, en stichtte de stad Thebe op de plek waar zij ging liggen. Ook de plaats van de steden Troje en Antiochië zou door koeien zijn aangegeven.

Robert Graves merkt in zijn studie over de Griekse mythologie wat cynisch op dat koeien nooit zulke mooie strategische plaatsen gekozen zouden hebben. Hij neemt aan dat de mythe een herinnering is aan een oud ritueel. Als men de plaats voor een nieuwe stad gekozen had liet men binnen het afgebakende gebied een koe los, en de plaats waar zij ging liggen gaf aan waar de voornaamste tempel gebouwd moest worden. Dat is dus bijna wat er in Edam gebeurd is. Maar het behoeft niet te betekenen dat de Edammers hun idee aan de Griekse mythologie ontleend hebben. Daarvoor is het motief van de stier of het hert die een plaats aanwijzen te verbreid in Europa.

Als het waar is dat het verhaal van de kerk van Edam direkt of indirekt teruggaat op een ritueel dat gebruikt werd bij de stichting van een heidense tempel, dan is het misschien zelfs mogelijk om een datum voor deze gebeurtenis te geven. Omstreeks het jaar 700 was ons land verdeeld in twee helften. Het gebied ten zuiden van de grote rivieren behoorde tot het Frankische rijk en was in elk geval in naam christelijk. De noordelijke helft was heidens, en behoorde grotendeels tot het gebied van de koningen van Friesland.

In 690 werd ons land bezocht door de Angelsaksische missionaris Willebrord en een aantal metgezellen. De Friese koning Radboud (Redbad) stond aanvankelijk niet helemaal onwelwillend tegenover het christendom, maar koos tenslotte toch voor de religie van zijn voorouders. Toen Willebrord zich schuldig maakte aan het vernielen van heilige plaatsen en het slachten van een van de heilige runderen, liet Radboud hem het land uitzetten.

Willebrord wendde zich hierop tot de Frankische machthebbers, met het verzoek om het Friese gebied te veroveren en voor het christendom toegankelijk te maken. Pepijn II (van Herstal) veroverde inderdaad een deel van Radboud’s gebied (ongeveer de tegenwoordige provincies Utrecht, Zuid Holland en een deel van Noord Holland). Willebrord kreeg de oude Romeinse legerplaats Trajectum als basis voor zijn missiearbeid (695) en dit werd de kern van de latere stad Utrecht.

Toen Pepijn in 714 overleed maakte Radboud van de daarop volgende verwarring gebruik om het verloren gebied terug te winnen. De Friese vloot drong hierbij door tot Keulen (716). Willebrord vluchtte voor het naderende Friese leger – hij had immers de Frankische bezetting uitgelokt!

Radboud deed zijn best om in het heroverde gebied alle sporen van de Frankische overheersing en van het christendom uit te wissen. Kerken werden verwoest, en in plaats daarvan werden er een aantal heidense tempels gesticht. Wat Holland betreft was dit een geheel nieuwe ontwikkeling. Voor die tijd waren er geen tempels, men vereerde de Goden in de open lucht. Alleen in streken die tot het romeinse rijk behoord hadden waren er al eerder tempels geweest (Elst, Domburg).

Als er dus ooit in de buurt van Edam een heidense tempel geweest is, moet deze kort na 714 gesticht zijn, en blijkbaar gebruikte men hierbij een ritueel dat ook in de kern van het Friese gebied bekend was (Bedum, Nijland en Dronrijp!). Deze herleving van het heidendom duurde overigens niet lang. Radboud overleed in 719, en onder zijn opvolgers werd het Friese gebied stap voor stap bij het Frankische rijk ingelijfd. Dit proces duurde tot omstreeks het jaar 785.

In nederlandse legenden komt overigens nog een andere situatie voor waarin men een plaats door een dier liet aanwijzen. Wanneer iemand na zijn dood geen rust kon vinden en bleef spoken koos men een nieuwe plaats voor een graf, op aanwijzingen van een paard. De doodskist werd op een wagen gezet met daarvoor een of twee paarden, zonder bit of teugel. De paarden mochten hun gang gaan, en waar ze stil hielden moest de dode begraven worden. Paarden zijn in de Germaanse mythologie gewijd aan Wodan, de god van de oorlog, de dood en de magie. Ze kunnen dus beter aanvoelen dan wij op welke plaats een dode rust zal vinden.

Runderen waren gewijd aan Nerthus (Moeder Aarde), en in Scandinavië aan Freyr, de tweelingbroer van Freya, de god van vrede en welvaart. In ons land was de naam van deze god Fro, nog te herkennen in de plaatsnaam Franeker (akker van Fro). Als je een goede plek zoekt voor een stad of een tempel, een plaats die voor vrede en voorspoed bedoeld is, dan moet je dus de aanwijzingen van een koe of een stier opvolgen. Die hebben gevoel voor dit soort dingen.


Voornaamste bronnen:

  • P.C.J.A. Boeles: Friesland tot de elfde eeuw
  • M. Eliade: Prince Dragos and the “Ritual Hunt”
  • R. Graves: The Greek Myths
  • K. ter Laan: Nederlandse Overleveringen.

Leave a Reply